De tweede leereenheid van de 'open OU cursus' die ik bestudeerd heb (zie vorig bericht) viel me erg tegen. De leereenheid heet ‘Mechanismen van groepsgewijze meningsvorming’. Centrale vraag voor mij was: welke consequenties trek ik hieruit voor mijn eigen praktijk van besluitvorming. De leereenheid beschrijft drie theorieën:
- Vigilant Interaction Theory – Cruciaal bij deze theorie is de voortdurende inspanning van een groep om -gericht op de keuze- de alternatieven onbevooroordeeld tegen elkaar af te wegen. Achtergrond is het idee dat mensen slechts met tegenzin besluiten nemen.
- Persuasive Arguments Theory – In de kern komt deze theorie erop neer dat groepsleden onder invloed van de uitwisseling van argumenten van mening veranderen, naar elkaar toeschuiven.
- Social Decision Schemes theory – Deze theorie gaat enkel uit van de verdeling van de meningen vooraf en het beslissingsschema; een kwestie van kansberekening zonder de inhoud te betrekken.
Ook al suggereert de leereenheid erg praktijkgericht te zijn, ik heb haar als erg theoretisch ervaren. Bovendien geven de theorieën weinig aanknopingspunten voor de politieke en psychosociale elementen in groepsgewijze meningsvorming. Maar dan toch nog de vraag: wat neem ik mee? Vooral het gericht blijven op de keuze die gemaakt moet worden en ook het zoveel mogelijk argumenten in de discussie brengen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten