Gelukkig heb ik in de vakantie ook tijd voor beschouwelijke lectuur. Dit jaar had ik onder meer Tegen de methode van Paul Feyerabend (Rotterdam: Lemniscaat, 2008) meegenomen. Het aardige is dat dit boek in mijn studietijd niet echt aan de orde is geweest, terwijl ik nota bene afgestudeerd ben in de wetenschapsfilosofie. Wel Popper, Kuhn en Lakatos, maar geen Feyerabend. Het zal wel geen toeval zijn geweest.
Het boek is duidelijk een stuk pittiger dan een roman, maar wel degelijk boeiend. In het boek toont Feyerabend aan dat wetenschap in zekere zin een anarchistische onderneming is en dat men helemaal niet zo methodisch te werk gaat als wel beweerd wordt. “Dus alles wat we kunnen zeggen is dat wetenschappers op veel verschillende manieren te werk gaan, dat methodologische regels, als ze al expliciet worden genoemd, óf helemaal niet worden geëerbiedigd, of hoogstens als vuistregels functioneren, en dat belangrijke resultaten voortkomen uit het combineren van prestaties die door afzonderlijke en vaak strijdige tendenties zijn geleverd.” (254)
Feyerabend is op zich niet tegen het gebruik van methodes en ook niet tegen wetenschap, maar wel in het onbegrensde vertrouwen erin. “Er bestaat geen ‘wetenschappelijk wereldbeeld’, zoals er ook geen uniforme onderneming ‘wetenschap’ bestaat (…). Toch kunnen we heel veel van de natuurwetenschappen leren. Maar we kunnen ook leren van de menswetenschappen, van de religie en van de overblijfselen van oude tradities die de aanval van de westerse beschaving hebben doorstaan.” (262) Hier ligt een parallel met weer een ander vakantieboek: De goddeloosheid van wetenschap van de Utrechtse godsdienstwijsgeer Marcel Sarot. Wetenschap is niet alles en methodes zijn ook niet alles. Zorg dat je je bewust bent van de beperkingen en laat je ook eens inspireren door een ander perspectief, al was het maar om een tunnelvisie te voorkomen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten