vrijdag, juni 27, 2008

ICT-Agenda 2008-2011

Bij de voorbereiding van de ICT-agenda voor 2009-2011 voor de KNAW werd mijn aandacht getrokken door de ICT-Agenda 2008-2011 van het kabinet. "Het kabinet heeft de ambitie om Nederland in 2015 te doen behoren tot de koplopers in het beschikbaar zijn en het gebruik van ICT-toepassingen en nieuwe digitale dienstverleningsconcepten. Het fundament hiervoor wordt gelegd in de periode tot 2011. Van het grootste belang daarvoor is een bevolking die kan omgaan met digitale diensten, deze vertrouwt, waardeert en gebruikt om eigen welvaart en welzijn te bevorderen en daardoor bijdraagt aan duurzame economische groei." Aldus de aanbiedingsbrief van staatssecretaris Heemskerk.

Alhoewel de missie en de setting van de rijksoverheid en de KNAW sterk uiteenlopen, valt er toch wel wat te leren van de ICT-Agenda van het kabinet. Allereerst is het boeiend om op te merken dat ook het kabinet de gebruiker centraal wil stellen (uitgangspunt voor beleid) en tegelijkertijd beseft dat die gebruiker lang niet altijd voldoende vaardig is en verleid en gefaciliteerd moet worden om ICT te gebruiken. Een uitdagend spanningsveld.

Een tweede leerpunt voor mij is dat het toch niet zo gek is om meer te denken in termen van dienstverlening. In zekere zin verleent de KNAW immers ook diensten: aan de samenleving, aan de wetenschap en zeker ook aan de eigen medewerkers. Het is dan goed om gebruikers en hun behoeften centraal te stellen, maar het is nog niet eenvoudig om die behoeftes en de realiteitswaarde daarvan vast te stellen. Dat verdient de komende periode ruime aandacht.

Een ander leerpunt is om de komende periode toch meer de aandacht te richten op de ontwikkelingen in de ICT. Het kabinet noemt: convergentie van toepassingen, mensen zijn continu in verbinding, user generated content, collaborative creation, belang van kennis en vaardigheden in de digitale maatschappij en ten slotte virtuele identiteit, privacy en vertrouwen. In de afgelopen periode heb ik me noodgedwongen - meer reactief - beziggehouden met de projecten die nu eenmaal moesten gebeuren.

Tot slot nog enkele nuchtere constateringen uit de ICT-Agenda van het kabinet, die volgens mij de moeite zijn om nog maar eens genoemd te worden: 1) de digitalisering van de samenleving gaat toch wel door; 2) ICT brengt - soms onverwacht - veel nieuwe mogelijkheden; 3) vernieuwing brengt nu eenmaal risico's met zich mee.

woensdag, juni 18, 2008

Informatisering en automatisering

De naam van mijn afdeling (I&A) was er al voordat ik er ging werken. Zelf vind ik de naam goed gekozen, maar toch merk ik dat het niet altijd even gemakkelijk is om de nuances uit te leggen. Voor veel mensen is alles in deze hoek gewoon ICT. Binnen de afdeling zijn we op dit moment bezig met een project Globale informatieanalyse, dat moet leiden tot informatiebeleid voor de komende drie jaar. Dit project onderstreept volgens mij de afzonderlijk aandacht die nodig is voor informatisering, nog voordat je aan automatisering denkt. Ik werd daarin gesteund door een artikel dat ik tegen kwam op het internet: Korte inleiding in het informatiekundig denken.

In dat artikel wordt gesproken over het verschil tussen informatiekunde en ICT (tussen I en A, wat mij betreft). "Voor de ICT zijn dat de informatietechnologie en de toepassingen van informatietechnologie. Voor de informatiekunde is dat de wijze waarop mensen en organisaties met informatie omgaan, gebruik makend van de mogelijkheden van informatietechnologie". Hij somt een tiental tamelijk filosofische uitgangspunten op van het informatiekundigdenken, zoals "Objectieve waarnemingen en beschrijvingen van de werkelijkheid bestaan niet", "Het heeft geen zin om een deel van de informatievoorziening te beschouwen" en "Mensen laten zich niet programmeren zoals computers". Ook aardig was de typering van opdrachtgevers: zij hebben meestal vage beelden van wat zij willen en als het al concreet is, dan is dat meestal gebaserd op een concreet systeem.

Er zijn volgens het artikel drie belangrijke manieren van kijken in de informatiekunde: het syntheseparadigma (beschouw iets altijd als deel van een groter geheel), het afbeeldingsparadigma (informatievoorziening is altijd een afbeelding van de werkelijkheid), het taalparadigma (iedereen heeft een begrippenkader en definities van woorden om over de werkelijkheid te kunnen communiceren). Door hier aandacht voor te vragen ontstaat misschien wat meer begrip voor het onderscheiden belang van informatisering. Eerst denken en dan doen. Of misschien moet het gewoon wat vaker fout gaan.

vrijdag, juni 06, 2008

Hoger onderwijs in 2020

De platforms ICT & Onderwijs en ICT & Organisatie van SURFfoundation hebben het initiatief genomen om samen met hoger onderwijsinstellingen te werken aan de ontwikkeling van toekomstscenario’s voor het hoger onderwijs met als overkoepelend thema ‘De nieuwe leer- en werkomgeving voor studenten en docenten in 2020’. In enkele scenariosessies met diverse betrokkenen zijn de drijvende krachten geïnventariseerd die van invloed zijn op de toekomst van het hoger onderwijs in het algemeen en op de digitale leer- en werkomgeving van studenten en medewerkers in het bijzonder. Aan enkele 'experts' (waaronder ikzelf) is gevraagd om de scenario's te valideren.

Voor de validering van de scenario's waren 20 drijvende krachten geïdentificeerd, waarvan de experts moesten aangeven of ze herkenbaar waren en, zo ja, wat de richting zou worden en met welke voorspelbaarheid (schaal 1-10). Ik vond het een nuttige exercitie, ook omdat ik nu met een zekere afstand naar het hoger onderwijs kijk, vergeleken met mijn vorige functie bij de Hogeschool Utrecht. Het viel mij overigens op dat de drijvende krachten heel erg intern waren geformuleerd en niet in termen van ontwikkelingen in de samenleving en in de techniek.

maandag, juni 02, 2008

Open access beleid

Sinds ik bij de KNAW werk, word ik uitgedaagd om stelling te nemen in het debat over open access. Nu is een stelling innemen niet zo moeilijk. Open access (tot resultaten van wetenschappelijk onderzoek) lijkt mij een goede gedachte, alleen al omdat wetenschap een publieke aangelegenheid hoort te zijn, maar ook omdat veel wetenschappelijk onderzoek publiek gefinancierd wordt. En dat terwijl onderzoeksinstellingen nu veel kosten maken voor abonnementen op wetenschappelijke tijdschriften waar ze zelf aan bijdragen.

Moeilijker is het om aan te geven op welke manier je een bijdrage aan open access kunt leveren, als individu, als instelling of op (inter)nationaal niveau. Je kunt als onderzoeker natuurlijk wel je resultaten vrij toegankelijk op Internet plaatsen (of als instelling je onderzoekers daartoe verplichten), maar dan mis je wel het gezaghebbende podium van de toonaangevende tijdschriften. En daar hebben de grote uitgevers nu juist vaak een monopolie.

Nu zijn er al diverse pogingen om het uitgeversmonopolie te doorbreken: open access tijdschriften, nationale licenties en embargoperiodes. Maar het blijft toch een zeker risico, als het gaat om de verschuiving van kosten, maar ook voor wat betreft de zichtbaarheid bij de primaire doelgroep. Het heeft volgens mij geen enkele zin als individu of als instelling solistisch te opereren. Een aanpak minstens op nationaal niveau is nodig. Gelukkig zijn in Nederland SURFfoundation en UKB op dit terrein actief.

Via een nieuwsbrief van SURFfoundation kwam ik terecht bij Open doors and open minds: What faculty authors can do to ensure open acccess to their work through their institution, een white paper over de aanpak bij de Faculty of Arts and Sciences of Harvard University. Dit artikel maakt duidelijk dat je toch wat kunt doen op instellingsniveau en niet hoeft te wachten op initiatieven op nationaal niveau.