donderdag, december 28, 2006
Service desk
De introductie pleit voor aandacht voor intrinsieke motivatie (persoonlijke drijfveren) in plaats van extrinsieke motivatie (zoals aantal openstaande calls). Volgens mij is het echter geen kwestie van "in plaats van", maar hebben beide fenomenen aandacht nodig. Geen enkele medewerker mag uit het oog verliezen wat van hem verwacht wordt en waarvoor die betaald wordt. Toch is het duidelijk dat gemotiveerde, enthousiaste en servicegerichte medewerkers goud waard zijn.
Er is ook een lijst met 31 best practices (van onderzoeksbureau Forrester) opgenomen, waarvan ik een aantal reeds van plan was in te voeren: de implementatie van een professionele service management tool, periodiek onderzoek van gebruikerstevredenheid en professionalisering van het personeel. Ook de opleiding van eindgebruikers lijkt me een goede aanrader.
vrijdag, december 15, 2006
Meer planmatig beheren
In het decembernummer van het tijdschrift Informatie (jaargang 48/nummer 10) staat een aardig artikel over de professionalisering van IT-beheer. Het is iets wat ook speelt binnen mijn afdeling, vandaar mijn interesse. Het artikel ‘Beheer onvoldoende gepland’ is gebaseerd op ervaringen met IT Service CMM assessments, maar biedt ook nuttige maatregelen onafhankelijk van die methode.
- Sluit concrete service level agreements af die waargemaakt kunnen worden. Daarbij gaat het in mijn geval om overeenkomsten met klanten zoals systeemeigenaren en directeuren van instituten waarvoor mijn afdeling beheer uitvoert, maar ook om overeenkomsten met onderaannemers zoals SARA en SURFnet en onderhoudscontracten met leveranciers.
- Richt kwaliteitsmanagement in als katalysator. Daarvoor wil ik o.m. een periodiek gebruikerstevredenheidsonderzoek laten uitvoeren.
- Zorg voor adequate, lichtgewicht procesbeschrijvingen. Daar wordt aan gewerkt en het kan niet voldoende benadrukt worden dat die niet te uitgebreid moeten zijn.
Om uit de sfeer van vrijblijvendheid te komen en een meer betrouwbare partner te worden zal meer gepland en gerapporteerd moeten worden. Dat laatste geldt ook voor de onderlinge overdracht van werkzaamheden binnen de afdeling. Daarvoor wordt op korte termijn een professionele tool voor service management geïmplementeerd.
maandag, december 11, 2006
Moet alles open?
Uit de Automatisering Gids van 8 december j.l. blijkt dat de vraag weer enige actualiteit heeft. “Grote gemeenten eisen open standaarden”. De gemeenten stellen in een manifest vier eisen: pakketonafhankelijke koppelingen, leveranciers- en platformonafhankelijke software, inzicht in de werking van de software en opslag van data in een toekomstvast formaat. En boven een groot achtergrondartikel staat “Overheid moet open standaarden opleggen”. Dit n.a.v. een deze week in de Tweede Kamer te houden evaluatie van een motie van deze strekking van Kees Vendrik (GroenLinks) uit 2002.
Als je echter wilt dat aan de vier eisen wordt voldaan bij de aanschaf van software, dan kun je er op rekenen, dat je duurder uit bent, zowel in de aanschaf als in het beheer. Het lijkt je flexibiliteit te geven, maar daar hangt dan ook een hoge prijs aan. Wat dat betreft vind ik de uitspraken van Harry van Zon (directeur Innovatie en Informatiebeleid Openbare Sector bij het minsiterie van BZK) van een grotere nuchterheid getuigen: “Vaak is het hebben van een standaard beter dan het najagen van een open standaard. Zo is het nu van belang overheidsinformatie elektronisch beschikbaar te hebben. Of de wel ontsloten informatie is opgeslagen in .doc of in een open formaat is daaraan ondergeschikt. Waarom zouden we Open Document Format tot standaard verheffen terwijl iedereen bekend is met .doc en .pdf en het bedrijfsleven ODF nog niet omarmt?” (Computable, 8 december 2006).
dinsdag, november 28, 2006
Outsourcing?
Vandaag kregen we thuis bij het NRC Handelsblad een door Mediaplanet verzorgde advertentiebijlage over outsourcing. Dat thema is voor mij zeker relevant en actueel. Niet zozeer omdat ik mijn eigen afdeling gelijk de deur uit zou willen doen, maar vooral omdat ik te maken krijg met organisatieonderdelen (instituten van de KNAW) en externe partijen (SURF in het kader van overname van DAREnet) waarvoor ik diensten kan gaan verlenen. Eigenlijk hebben we het dan dus over insourcing.
In de bedoelde bijlage staan een aantal aardige bijdragen over de trends en ook een aantal tips. Vertaald naar het perspectief van insourcing hebben we het dan bijvoorbeeld over:
- Er zijn vele gradaties van insourcing tussen niet en volledig overnemen van de dienstverlening.
- Trek voldoende tijd uit voor het voortraject om overhaaste beslissingen en onduidelijke taakverdelingen te voorkomen.
- Zorg dat je kunt bouwen op solide ervaringen en dat je bedrijfsvoering gezond is, zodat de ‘klant’ kan rekenen op continuïteit.
- Zorg voor evaluatiemomenten en en en heldere procedure om het contract tussentijds bij te stellen.
Ook een mooi advies om bedacht op te zijn: “Het outsourcen van wanorde is onverantwoord”. En een andere: “Je moet er als partners instappen en elkaar durven vertrouwen. Je kunt nu eenmaal niet alles van tevoren tot in detail vastleggen in overeenkomsten.” Ik ben benieuwd hoe het in de praktijk zal gaan ...
maandag, november 20, 2006
Architectuur?
Mijn eigen overweging bij dit thema is dat we vooral in het geval van IT-systemen te maken hebben met een complexe en dynamische wereld. De ontwikkelingen volgen elkaar in ras tempo op, standaarden zijn nog niet overal doorgedrongen en de verwachtingen zijn hooggespannen. IT biedt enorme kansen, maar brengt ook grote (beveilingings-) risico's met zich mee.
In het interessante artikel 'Tien maatregelen tegen complexiteit' wordt volgens mij terecht gezegd: "In de huidige dynamische wereld is een 'to be'-architectuur met een beschrijving van de situatie over bijvoorbeeld vijf jaar achterhaald. Echter, een kader in de vorm van ontwikkelrichtlijnen, voorkeurstechnologieën en kernapplicaties blijft noodzakelijk. Dit kader moet eenvoudig en inzichtelijk zijn, in tegenstelling tot wat we in de praktijk zien, waar veelvuldig gebruik wordt gemaakt van (deel)architecturen die uit meerdere lagen bestaan."
zaterdag, november 18, 2006
Investeringsonderbouwingen
Zo stond er een alleraardigst opiniestuk over de onderbouwing van investeringen in IT: 'Financiële calculaties dragen niet bij aan besluitvorming rond IT-projecten'. Dat is een mooie opsteker, aangezien ik binnenkort met concrete plannen moet komen voor de hoognodige investeringen in de IT-infrastructuur van de KNAW.
In het artikel wordt geconstateerd dat in de besluitvorming de financiën vaak niet de doorslag geven. Het zijn vaak andersoortige argumenten die bepalen of een project wel of niet doorgaat, niet in de laatste plaats omdat ook heel andere factoren een rol spelen bij de invoering van ICT. "Goedkeuring voor een project krijg je niet als de optelsommen kloppen, maar wanneer je duidelijke taal spreekt, als je in klip-en-klare taal kunt vertellen wat je project gaat bewerkstelligen en als de directie er op kan vertrouwen dat de IT-afdeling zijn woorden waarmaakt."
donderdag, november 16, 2006
Top-down versus bottom-up
Gisteren heb ik tijdens de SURF Onderwijsdagen in Utrecht een workshop verzorgd onder de titel ‘Top-down versus bottom-up: implementatie van ICT in het onderwijs’. Het betrof een verplichting vanuit mijn vorige werkkring. Toch heb ik gemerkt dat het achterliggende vraagstuk generiek is en ook zeker van toepassing in mijn nieuwe werkkring.
Achtergrond van de workshop was het door mij en mijn collega’s van de HU uitgevoerde onderzoek naar succesfactoren voor instellingsbrede implementatie van ICT in het onderwijs. We hebben toen zeven succesfactoren (noodzaak, nabijheid, consistentie, sturing, communicatie, begeleiding en betrokkenheid) geïdentificeerd en die in een hanteerbaar referentiekader geplaatst. Er spelen twee dimensies bij instellingsbrede implementaties: de afstand tussen de huidige en de gewenste situatie enerzijds en de afstand tussen centrale en decentrale belangen anderzijds.
Tijdens de workshop hebben we aan de hand van drie stellingen een discussie gevoerd:
- Een zuivere top-down benadering is passend als er nauwelijks weerstand verwacht wordt
- Een bottom-up benadering is passend als er sprake is van veel onzekerheden
- Met effectieve communicatie is het dilemma top-down versus bottom-up te vermijden
dinsdag, november 07, 2006
Vertrouwen als basis voor innovatie
De Innovation Lecture van dit jaar werd gehouden op 19 oktober en had als thema 'trust', in de betekenis van vertrouwen. De voorbereidende essays waren van de hand van Bart Nooteboom, hoogleraar innovatiebeleid aan de UvT, en Gert Jan Hofstede, UHD toegepaste informatiekunde aan de WUR. Over het thema gaf staatssecretaris Karien van Gennip aan: "Naar mijn mening gedijt vertrouwen bij helderheid over wederzijdse verwachtingen, prestaties en de te bereiken doelen." Dat geldt volgens mij niet alleen voor innovatie, maar voor iedere vorm van verandering en niet alleen voor samenwerking tussen organisaties (macroniveau), maar ook voor samenwerking bínnen organisaties, tussen personen of afdelingen (microniveau).
Het essay van Nooteboom, 'Vertrouwen en innovatie', maakt heel goed duidelijk dat het bij samenwerken gaat om het vinden van een evenwicht tussen 'spontane trouw' en 'afgedwongen trouw' (bijv. door hiërarchie of contracten). Openheid, elkaar de waarheid kunnen zeggen, is belangrijk, maar ook enige druk op de ketel. Daarnaast moet er volgens hem een gemeenschappelijke taal groeien: de cognitieve afstand tussen de partners mag niet te groot zijn. Teveel vertrouwen kan overigens leiden tot starheid en gebrek aan innovatie.
Het essay van Hofstede gaat over vertrouwen in internationale netwerken, voor mij minder relevant. Alhoewel, ook binnen ons eigen land zijn er voldoende cultuurverschillen. Een van de open deuren die Hofstede als aanbeveling meegeeft, luidt: "Ken u zelf. Iedereen draagt een cultuur mee. De één is niet gekker dan de ander." Goed om over na te denken.
donderdag, november 02, 2006
Eerste dag bij de KNAW
Ik kan nu natuurlijk nog niet zeggen of de beschreven organisatiecultuur ook als zodanig voorkomt binnen de KNAW, maar dat is ook niet zo erg, want de beschreven personages zou ik ook zomaar kunnen vergelijken met andere personen die ik tot nu toe in mijn loopbaan ben tegengekomen. Hoe dan ook, als ik ook maar iets van de weinig resultaatgerichte cultuur van Het Bureau tegenkom bij de KNAW, dan wacht mij een schone taak. Daarbij ben ik mij ervan bewust dat ook ik geen ijzer met handen kan breken, maar ook dat men het ijzer moet smeden als het heet is. Ik ga m'n best doen!
Afscheidssymposium
Uiteraard gaven alle sprekers op eigen wijze aan dat traagheid een relatief begrip is. De een gaf aan waarom het allemaal zo traag ging met de invoering van ICT in onderwijs en onderzoek en de ander liet weten dat de ontwikkelingen toch eigenlijk best snel gaan. Het is maar net van welke kant je het bekijkt. Vanwege het karakter van het symposium is niet al te diep op het thema ingegaan: het moest licht verteerbaar zijn. Een mooie manier om afscheid te nemen.
dinsdag, oktober 17, 2006
Koerswijziging
Wat onveranderd blijft is mijn interesse in innovatie mét en implementatie ván ICT in onderwijs en onderzoek. Wie daarin ook geïnteresseerd is, kan dus rustig mijn weblog blijven volgen.
maandag, oktober 09, 2006
Filosofie voor managers
Hoeveel sympathie ik ook kan opbrengen voor de aandacht voor persoonlijke drijfveren, deze filosofie is mij te soft. Zelf opgeleid in logica, methodologie en argumentatieleer (de 'hardere' filosofie), zou ik bij managers meer aandacht besteden aan zuivere redeneringen en - inderdaad - het 'ontmaskeren' van verborgen vooronderstellingen, in het kader van transparantie. Aan de andere kant zou ik de waarde van het pragmatisme benadrukken. Een manager heeft namelijk niet alleen met zijn eigen drijfveren te maken, maar ook met die van zijn medewerkers en andere stakeholders. Een manager moet vooral beslissingen kunnen nemen, op goede gronden!
Efficiency versus talentontwikkeling
Een van die wijsheden is dat 'we met de efficiency in het Nederlands onderwijs te ver zijn doorgeschoten'. In de processen van schaalvergroting en bezuinigingen zijn we de student en zijn talentontwikkeling vergeten. "Leren is", volgens Terpstra, "geen lineair proces dat zich tot in detail in een plan laat vangen" en dat ben ik helemaal met hem eens. "In ons streven naar efficiency houden we soms onvoldoende rekening met de realiteit." Hij heeft daar ook een mooie metafoor bij die ik graag vast wil houden: "We hebben het kraakbeen tussen de verschillende onderdelen van ons onderwijsstelsel weggesneden. En in een gewricht waarin het kraakbeen ontbreekt schuren de botten hard langs elkaar. En dat doet pijn."
vrijdag, oktober 06, 2006
Sharepoint als portaal voor leren en werken
vrijdag, september 22, 2006
Begeleiden elektronische discussies
woensdag, september 13, 2006
Teamontwikkeling
De auteurs benoemen vier fasen voor een team: startfase, strijdfase, samenfase en slotfase. Niet nieuw, maar wel goed om bewust van te zijn. Daarnaast bespreken ze vier dimensies van effectieve teamontwikkeling:
- Bestaansrecht: hiervoor zijn we bij elkaar
- Inrichting: zo zijn we georganiseerd
- Dynamiek: zo werken wij samen
- Omgeving: dit is het krachtenveld
dinsdag, september 12, 2006
Tussentijdse evaluaties
Als eerste moet ik zeggen dat het volgens mij goed is dat evaluaties gehouden worden, zeker als het - zoals in beide genoemde gevallen - tussentijdse evaluaties zijn. Zo'n evaluatie vanuit een extern perspectief kan een ander licht op de gang van zaken werpen en maakt het voor het management gemakkelijker om aanpassingen te doen in de project- of programmastructuur.
Het voert te ver om hier de resultaten van de beide evaluaties uit de doeken te doen. Ik ben overigens weer bepaald bij het belang van goede 'ambassadeurs' voor een project of programma. Het meest aardige om te vermelden is misschien wel dat ik in het eerste geval aanbevolen heb om de onderwijsinnovatie als programma (zie ook mijn bericht van 17 juli) op te pakken, terwijl de eerste aanbeveling in het tweede geval is om juist terughoudend te zijn met het opstarten van domeinprogramma's (als koepel van projecten). De verklaring ligt volgens mij daarin dat programma's goed kunnen zijn om complexiteit en mogelijk tegenstrijdige belangen vanuit een bepaalde samenhang aan te pakken, maar dan moet er wel een gevoel van saamhorigheid zijn en een gedeelde visie op (de noodzaak van) verandering.
woensdag, september 06, 2006
Nieuwe baan per 1 november
In de afgelopen maanden heb ik me al behoorlijk verdiept in het nieuwe werkterrein en de positie van de KNAW, maar daar kon ik natuurlijk weinig over kwijt via dit publieke medium. Ik ben in ieder geval zeker van plan om dit experiment (reflecteren op professionele ontwikkeling via een weblog) voort te zetten in mijn nieuwe baan.
dinsdag, augustus 29, 2006
Kwaliteitszorg in het hoger onderwijs
Nu moet ik eerlijk zeggen dat ik altijd een zekere gereserveerdheid heb ten aanzien van kwaliteitszorg. Niet omdat ik zou vinden dat kwaliteit niet belangrijk is - integendeel, maar vooral omdat de stelsels voor kwaliteitszorg een werkelijkheid op zich kunnen worden. Verschillende aanwijzingen daarvoor zijn terug te vinden in dit themanummer. In hoeverre zijn de externe beoordelaars onafhankelijk? In hoeverre klopt hetgeen beschreven en gezegd wordt over de onderwijspraktijk met de werkelijkheid? Staan de inspanningen om aan het stelsel te voldoen in goede verhouding tot waar het écht om gaat? Kun je met een systeem voor kwaliteitszorg wel veranderingen of een bepaald niveau 'afdwingen', als dat bij de betrokken medewerkers niet van binnen uit komt? Zorgt een systeem voor kwaliteitszorg voor heel het hoger onderwijs niet voor een nivellerende werking?
Het lijkt me goed dat binnen een organisatie - en zelfs tussen organisaties binnen een sector - systematisch aan kwaliteitszorg wordt gewerkt, maar ik blijf erbij dat een dergelijk systeem bescheiden moet blijven, zowel wat betreft de uitgebreidheid ervan als wat betreft de conclusies die op basis daarvan getrokken kunnen worden.
dinsdag, augustus 22, 2006
Kennisuitwisseling of kennisontwikkeling
Meer in het algemeen is een kenniskring een "groep mensen die kennis wil verbreden, verdiepen en met elkaar wil delen". Nu is het delen van kennis (én ervaring) op zich al goed, maar het zou - vanuit kosten-batenperspectief - beter zijn als het ook tot verbreding en verdieping komt. Daarvoor worden in het artikel en het besproken boek (Faciliteren van kenniskringen, door Jeannet Kant en Cees Sprenger) handige tips gegeven. Er moet echter wel vanaf het begin op gestuurd worden, volgens Marinka Kuijpers. Gebeurt dat niet, "dan is het gevaar groot dat het proces blijft steken in kennisuitwisseling en dat de producten beperkt blijven tot meer kennis bij de individuele leden van de kenniskring".
vrijdag, augustus 18, 2006
Competentiegericht opleiden en toetsen
Het is ook goed dat in dit boek heel nadrukkelijk de verbinding tussen opleiden en toetsen gelegd wordt. Volgens mij kun je niet goed opleiden als je niet weet hoe je de ontwikkeling bij de studenten gaat toetsen. En, als er vernieuwd onderwijs wordt ingevoerd maar er wordt traditioneel getoetst, dan is de vernieuwing voor niets geweest. Eigenlijk is het gewoon veel beter om eerst de toetspraktijk te vernieuwen, dan komt de onderwijsvernieuwing vanzelf. Sterker nog: misschien zou het hoger onderwijs wel volledig uit toetsen (formatief én summatief) moeten bestaan en kunnen we de rest aan de studenten overlaten.
dinsdag, augustus 08, 2006
Met een stapel boeken op vakantie
Het is niet gemakkelijk om in kort bestek samen te vatten wat ik van deze drie boeken geleerd heb. Frappant is dat in alledrie de boeken het rationalisme (of het rationele denken) het zwaar te verduren krijgt en dat een pleidooi gevoerd wordt voor meer pragmatisch denken. Volgens Žižek – in zijn niet altijd eenvoudig te volgen boek – zijn we ten diepste allemaal gelovig. James benadrukt dat we bij allerlei discussies ons vooral moeten afvragen wat de praktische consequenties zijn van het ene of het andere standpunt. Ten Bos analyseert in zijn boek allerlei managementmodes (strategie, leiderschap, cultuur, lerende organisatie) en de rol die goeroes en consultants daarbij spelen, en komt tot de paradoxale stelling dat de modes niet modieus genoeg zijn. Er zou meer bij stilgestaan moeten worden dat de managementmodes aansluiting vinden bij het denken van managers (meer dan de rationele wetenschappelijke vertogen dat doen) en een kritisch potentieel hebben. Veel managementmodes hebben echter utopische elementen, wat bijvoorbeeld blijkt uit een eenduidig stappenplan om tot de ideale organisatie te komen. Een modieuze benadering zou meer lichtvoetig omgaan met de onheldere en toch al niet te diepe bodem onder organisaties.
Overigens heb ik inmiddels een begin gemaakt met de twee voor niets meegenomen boeken: Schitterend ongeluk of sporen van ontwerp?, een bundel over toeval en doelgerichtheid in de evolutie met bijdragen van verschillende vakwetenschappers onder redactie van Cees Dekker, Ronald Meester en René van Woudenberg (Ten Have, 2005) en de winnaar van de Socrates Wisselbeker 2006 Geografie van goed en kwaad, een vuistdikke verzameling filosofische essays van Andreas Kinneging (Spectrum, 2005).
maandag, juli 17, 2006
Projecten en programma's
“Het verschil tussen programma’s en projecten is meer dan een kwestie van kwantiteit, doorlooptijd en omvang. Een project richt zich op één vooraf overeengekomen resultaat; een programma streeft meerdere, soms onderling zelfs strijdige doelen na.” (p. 44) Binnen programma’s kunnen zowel projecten als improviserende en routinematige werkzaamheden een plek hebben. Programma’s zijn meer gericht op vooraf bepaalde doelen, waardoor er ruimte ontstaat om de verschillende inspanningen binnen een programma tegen elkaar af te wegen.
Bij projectmanagement gaat het om de beheersing van de vijf aspecten: Tijd, Geld, Kwaliteit, Informatie en Organisatie. Deze aspecten zijn bedoeld om te sturen op vooraf vastgestelde normen. Bij programmamanagement gaat het om het samenhangend laten verrichten van de inhoudelijke inspanningen aan de hand van de vijf sturingscriteria: Tempo, Haalbaarheid, Efficiëntie, Flexibiliteit en Doelgerichtheid. Deze criteria zijn bedoeld om de inspanningen onderling te kunnen afwegen. Met deze definities verschillen de sturingsmechanismen essentieel.
Als voornaamste voordeel van het onderscheiden van programma’s ten opzichte van projecten zie ik dat projecten gebruikt worden waarvoor ze bedoeld zijn, namelijk het bereiken van resultaten. Te vaak worden projecten opgevuld met allerlei (improviserende en routinematige) werkzaamheden die er niet in thuis horen, waardoor de grenzen (en ook de resultaten) van het project vervagen. Een programma maakt het mogelijk dat de doelen van afzonderlijk projecten bereikt worden door verschillende activiteiten in hun samenhang te besturen.
woensdag, juli 05, 2006
Trends ICT in het hoger onderwijs
- "De toepassing van ICT in het onderwijs en in de bibliotheek draagt er toe bij dat de grenzen tussen het leerproces en de informatieverstrekking door de bibliotheek vervagen of zelfs geheel verdwijnen." (uit artikel Bas Savenije)
- De tijd lijkt nog niet rijp voor een nieuwe generatie elektronische leeromgevingen, ook al worden nieuwe wegen verkend in initiatieven rondom open source software, service oriented architecture en social software (n.a.v. artikel Ineke Lam, Wilfred Rubens en Robert-Jan Simons).
- "ICT vormt weliswaar een voortdurend en vaak onmisbaar aspect van onderwijsvernieuwende activiteiten, maar is niet de hefboom voor verandering. De hefboom voor verandering ligt op het politieke vlak." (uit artikel Thea Derks)
- Een terugblik op onderwijsvernieuwing bij de Vrije Universiteit Brussel leert "dat tot de condities die nodig zijn voor wezelijke veranderingen zeker de volgende behoren: a) een dwingende noodzaak die wordt gevoeld; b) een visie die richtinggevend is; c) voldoende middelen, waaronder ICT; d) passende veranderstrategieën; e) passende ondersteuning." (uit artikel Thea Derks)
woensdag, juni 28, 2006
Blended learning passé
Sowieso ben ik terughoudend met het spreken over het ontwerpen van leerprocessen. Volgens mij kan het leren zelf moeilijk gepland worden. Wat we wel kunnen doen is leeromgevingen (breed gedefinieerd) ontwerpen, waarbij we hopen dat het leren maximaal gestimuleerd wordt. Bijvoorbeeld door een variatie van middelen (media) en werkwijzen in te zetten. "Complicerende factor is echter dat de lerende de variatie van leeromgevingen niet zo hoeft te ervaren als door de ontwerpers werd bedoeld. Toch kan worden gesteld dat het ervaren van een variatie en het op verschillende manieren aan bod laten komen van aspecten van het leerobject in ieder geval verrijkend en versterkend werken op het leerproces." De juiste mix (blend) kan nooit definitief vastgesteld worden. In het artikel worden wel enkele criteria genoemd die bepalen welke keuzes in een gegeven situatie gemaakt kunnen worden.
De werkdefinitie van blended learning die de auteur aan het eind van zijn artikel geeft is helaas nog behoorlijk breed. Maar daar hoeven we het volgens mij niet meer over te hebben. Op z'n best kunnen we spreken van blended learning environments, of liever nog multimediale leeromgevingen: omgevingen waarin een rijke variatie aan leermiddelen op verschillende wijzen wordt aangeboden (uiteraard afgestemd op doelgroep en leerdoelen).
maandag, juni 19, 2006
Strategische inzet van e-learning
Er blijken globaal drie strategieën: back-to-basics (samenhangend curriculum in lokale setting), stretching-the-mould (individualisering in lokale instelling) en worldcampus (globale setting). Vooral de verschillen in omgevingsfactoren tussen de eerste en de derde strategie bleken significant. Een van de conclusies luidt: “Hoger onderwijsinstellingen die zich dus meer focussen op verhoging van de instroom, waarbij ze tevens ICT gebruiken om hun onderwijs flexibel aan te bieden om zo meer inkomsten te genereren, kiezen dus eerder voor een worldcampus strategie dan een back-to-basics strategie.”
Ook al is het ‘hora est’ al gesproken, toch nog wat kritiek: In de conclusie wordt ‘strategisch handelen’ bijna vereenzelvigd met het hanteren van een worldcampus strategie. Dat zou de beste optie zijn voor instellingen die oog hebben voor de veranderende omgeving. Zijn er soms geen andere goede strategieën, zoals het opbouwen en verder uitbouwen van de onderzoekstaak, of het verstevigen van de positie in de regio? Maar goed, dan heb je misschien weer minder aan e-learning ...
Overigens ben ik het wel helemaal eens met de eerste stelling: “Strategie begint met het maken van keuzes.”
maandag, juni 05, 2006
Onderwijsvernieuwingen terugdraaien?
Dat de ontwikkelingen in het onderwijs niet door iedereen met gejuich ontvangen worden mag bekend zijn. Het zogenaamde ‘nieuwe leren’ is bepaald niet onomstreden. De kranten staan er vol mee, wetenschappers kruisen met elkaar de degens over het belang van pure kennis in het onderwijs en ook het ministerie van onderwijs probeert allerlei eerder opgelegde vernieuwingen terug te draaien. Verbrugge is dus bepaald geen roepende in de woestijn.
Wat zegt Verbrugge dan? Verbrugge vindt dat leerlingen weer moeten leren en dat leraren weer moeten lesgeven. De achtereenvolgende onderwijsvernieuwingen in de afgelopen veertig jaar hebben het onderwijs in een permanente bouwput veranderd. Onze leerlingen en studenten kennen en kunnen steeds minder. Het steeds maar verder opkomende ‘nieuwe leren’ bestempelt Verbrugge als een tunnelvisie. Hij wil terug naar een grotere verscheidenheid aan opleidingen, meer aanbodgericht onderwijs met vakbekwame, geïnteresseerde docenten en niet toegeven aan verminderde concentratie en discipline.
Zegt Verbrugge verkeerde dingen? Op zich genomen is zijn reactie heel begrijpelijk en op bepaalde punten zelfs legitiem, zeker als ‘tegengeluid’ – dwarsliggers houden immers het spoor recht. Het onderwijs kan niet alleen maar vanuit de ‘beleidsmatige bureaucratische schil’ ingericht worden. Aan de andere kant moet ook Verbrugge beseffen dat er meer meespeelt dan alleen het belang van de docent. In heel zijn betoog komt het belang van de leerling of de student nauwelijks voor.
In de klaagzang van het echtpaar Verbrugge wordt al het onderwijs over één kam geschoren, terwijl voor iedere onderwijsvorm weer andere eindkwalificaties gelden en dus andere eisen gesteld kunnen worden voor wat betreft kennisniveau, vaardigheden en zelfstandigheid. Het lijkt mij verstandiger te focussen alvorens het debat te vervolgen. Vervolgens vind ik het verwonderlijk voor een cultuurfilosoof dat hij de ontwikkelingen in de cultuur onvoldoende erkent. Zijn al die sociale misstanden waar Verbrugge het over heeft, het gevolg van een verslechterd onderwijs of van een complexer en dynamisch geheel van culturele en maatschappelijke ontwikkelingen (individualisering, informalisering, informatisering, globalisering e.d.)? Ten slotte merk ik op dat Verbrugge geen echt alternatief biedt, maar alleen maar terug wil. En als stilstand al achteruitgang is, wat is achteruitgang dan wel niet?
In verkorte vorm geplaatst in NRC Handelsblad van 10 juni 2006.
woensdag, mei 31, 2006
Vage projecten?
Nu snap ik op zich wel dat in een politiek-strategische context niet altijd sprake kan zijn van strak omlijnde projecten, zoals die voorkomen in de ICT-wereld. Volgens mij moet er echter wel naar gestreefd worden om projecten concreter te krijgen. Een van de middelen daarvoor lijkt mij het vastleggen wat wel bekend is en op welke wijze geprobeerd wordt meer duidelijkheid te krijgen (transparantie). Maak bijvoorbeeld eerst maar eens een plan van aanpak voor het komen tot een echt plan van aanpak voor je project.
Moet de in het diepe gegooide projectleider zich neerleggen bij de vrijblijvendheid die achter vage projecten schuilgaat? Of begint die zelf met verbetering door toch te proberen tot transparante afspraken te komen met opdrachtgever(s) en projectmedewerkers? Het laatste lijkt mij gewenst. Daarbij is het overigens wel belangrijk in acht te nemen dat de projectleider nooit meer mandaat heeft dan de opdrachtgever bereid is te verlenen. Projectmatig werken lukt ook in het hoger onderwijs; alleen vraagt het misschien iets meer geduld.
maandag, mei 22, 2006
De grote wereld
Er zijn echter ook van die boekjes die je in één dag uit kunt lezen. Zo heb ik gisteren eindelijk het boekenweekgeschenk van dit jaar gelezen, De grote wereld van Arthur Japin. Het boek zelf vond ik niet heel erg sterk. Ik vroeg me ook af waar de muziek - immers het thema van de boekenweek dit jaar - gebleven was. Toch vond ik wel sterk uitkomen dat je er weer eens bij bepaald wordt hoezeer je de wereld vanuit je eigen referentiekader beleeft. Wat voor jezelf normaal is, is niet voor iedereen normaal. En, hoeveel moet je je best doen om door een meerderheid gewaardeerd te worden? Vragen die gelden voor het persoonlijke, maar ook voor het werk van alledag.
maandag, mei 15, 2006
Passie voor professie
Vorige maand organiseerde de Hbo-raad een jaarcongres onder de titel ‘Passie voor professie’. Zelf kon ik daar helaas niet bij zijn. In het informatieblad van de Hbo-raad, Hogeschool bericht (nummer 290) wordt verslag gedaan. Daarin ook enkele citaten uit de toespraak van staatssecretaris van onderwijs, Mark Rutte, zoals een uitspraak over bestuurders en managers in het hoger onderwijs: “Zij hebben de zware verantwoordelijkheid om zich dienstbaar aan hun docenten op te stellen! Zij zijn het die de bureaucratie binnen de perken moeten houden. En zij zijn het die ervoor moeten waken dat er voldoende geld naar het primaire proces blijft gaan.”
De laatste tijd lijkt de roep om de professionele autonomie van de docent alleen maar luider. Denk ook aan de aandacht die columnist Leo Prick naar zich toetrekt. Volgens mij wordt die roep echter alleen maar luider, omdat die professionele autonomie juist van alle kanten beknot wordt, niet in de laatste plaats door een uitdijend takenpakket, complexere stelsels, krimpende budgetten en een toenemende verantwoordingslast. Wie keert het schip?
dinsdag, mei 02, 2006
e-Learning Research programma
De door ons gekozen probleemstelling - die met input van bestuurders uit het hoger onderwijs is geformuleerd - luidt: "Welke managementinstrumenten zijn het meest effectief om docenten de vernieuwingsslag te laten maken?" Deze hoofdvraag willen wij in het onderzoek beantwoorden door de aandacht te richten op in ieder geval drie deelvragen:
- Over welke vernieuwingsslag hebben we het? Zijn er verschillende soorten vernieuwingsslagen te onderkennen en leiden deze tot een verschillende beantwoording van de hoofdvraag?
- Wat zijn voor docenten motiverende factoren? (beloning, erkenning/prijs, tijd, visie, begeleiding e.d.)
- Welke managementinstrumenten zijn beschikbaar? (beleidskaders, standaards, blauwdrukken, beoordelingscyclus, managementcontracten e.d.)
Meer details over het onderzoek maak ik pas bekend, als het voorstel gegund is.
vrijdag, april 21, 2006
Human Resource Development
Een kerndilemma van HRD is volgens mij dat de top-down benadering (wat zijn de organisatiedoelen en wat is daarvoor aan kennis en kunde nodig) en de bottom-up benadering (wat drijft de medewerkers en waarin willen zij zich bekwamen) onvoldoende bij elkaar komen om tot een succesvolle verandering te komen. Het komt er kennelijk gewoon op aan om te "doen wat werkt". Dat is overigens ook de titel van een boek dat in dit nummer van O&O besproken wordt. Als voordelen van de in het boek aangereikte methode worden genoemd:
- Nadruk op het positieve biedt mensen perspectief.
- Aandacht voor wat er al is geeft mensen het vertrouwen dat succes bereikbaar is.
- Zetten van kleine stapjes geeft een gevoel van invloed en controle.
Voorjaarsdiner RUG
donderdag, april 06, 2006
Valkuilen bij ontwerpen van onderwijs
- Blijf niet hangen in discussies over voor- en nadelen van nieuw leren, maar vertrek gewoon vanuit wat nu (of in de nabije toekomst) nodig is vanuit het perspectief van beroepspraktijk, wetenschap en samenleving.
- Puzzel niet te lang over het ideale curriculumontwerp door tot op detailniveau te analyseren en leertaken te ontwerpen, maar denk in grotere gehelen en zorg vooral voor uitdaging voor studenten en passende toetsing.
- Speel flexibilisering van het onderwijs en de eis van samenhang in het curriculum niet tegen elkaar uit, maar geef de verantwoordelijkheid voor het handhaven van de samenhang in het curriculum aan de student die eigen keuzes maken wil.
donderdag, maart 30, 2006
Heimwee naar de mens
Het laatste essay in de bundel gaat over die schijnwerkelijkheid. Kenmerkend voor heel de digitale cultuur is de verwarring en onbeslisbaarheid tussen virtuele schijn en werkelijkheid. Denk maar aan cyberfilms, internet games en chat rooms. Hermsen ziet een direct verband met de ervaring van leegte en zinloosheid. Internet is voor haar dan ook geen paradijs waar je naar toe kunt vluchten, maar een droomwereld die de problemen eerder herhaalt en bevestigt, dan ze uit de echte wereld helpt. Hermsen heeft daarom "soms heimwee naar de mens die niet vlucht, maar kan balanceren op het koord dat is gespannen tussen de weerbarstige werkelijkheid en de ijle droom."
De overige essays gaan over kunst en literatuur en filosofie. Vaak gaat het om vrouwen die positie innemen in de maatschappij, keuzes maken, grenzen opzoeken en een controversieel standpunt durven te uiten. Enkele citaten: "De kunst daarentegen brengt vervreemding teweeg, slaat de vaste grond onder onze voeten vandaan, zodat we in beweging komen." Van Virginia Woolf: "De wereld van het persoonlijke leven is onlosmakelijk verbonden met de wereld van het openbare leven." En van Hannah Arendt: "Als we niet op de een of andere manier handelend en vertellend in de wereld actief zijn, blijft de wereld ons vreemd en verdwijnt deze ten langen leste geheel uit het zicht."
woensdag, maart 29, 2006
Innovatium 2006
De eerste sessie ging over leren met toekomstscenario's. In beleids- en strategieontwikkeling is scenariodenken de laatste jaren erg populair. Vorig jaar was er nog een themanummer over scenariostudie in het Tijdschrift voor Hoger onderwijs & Management. Het blijkt echter ook goede mogelijkheden te hebben voor het leren en reflecteren door studenten, bijvoorbeeld in een specialistische of verbredende minor. Om dat uit te zoeken is een project gestart vanuit de DU. Het is me wel duidelijk dat scenario-ontwikkeling veel tijd vergt en dat beelden/visualisaties erg belangrijk zijn.
De tweede sessie die ik bijgewoond heb, ging over nut en noodzaak van domeinprogramma's. Daarbij gaan vergelijkbare opleidingen in een sector gezamenlijk aan de slag met onderwijsinnovatie. In deze sessie waren de tweedegraads lerarenopleidingen het vertrekpunt. Belangrijke toegevoegde waarde van een domeinprogramma ligt in het netwerk en het delen van de daarbinnen aanwezige know-how en ook het voordeel van 'vreemde ogen dwingen'. Er lijken twee essentiële voorwaarden voor de effectiviteit van domeinprogramma's: 1) er moet een duidelijke noodzaak zijn voor gezamenlijk optrekken (bij de lerarenopleidingen is dat het probleem van de 'kleine vakken') en 2) er moet sprake zijn van een vorm van sturing op domeinniveau (bij de lerarenopleidingen bestaat al langer het directeurenoverleg van de educatieve faculteiten, ADEF).
donderdag, maart 23, 2006
Online samenwerkend leren
De auteurs concluderen aan het eind van hun artikel o.m. dat samenwerkend leren in ieder geval niet vanzelf gaat. Het is goed dat de auteurs oproepen om tevoren uitgebreid na te denken over ontwerp, ontwerpfactoren en implementatie van de samenwerkingsomgeving. Als men daarbij maar niet vergeet dat in elk geval twee aspecten essentieel zijn: 1) Is samenwerking vanuit studentperspectief op zich zinvol of nodig, bijvoorbeeld omdat dat in de betreffende beroepspraktijk ook zo gaat? 2) Wordt de samenwerking zélf ook beoordeeld? En weten de studenten van tevoren hoe ze daarop beoordeeld worden?
donderdag, maart 16, 2006
Flexibel opleiden
Schellekens presenteert als alternatief een flexibel onderwijsmodel, dat meer tegemoet komt aan hedendaagse onderwijsvisies en vooral gebaseerd is op operationele flexibiliteit. Ik kan niet goed beoordelen of het model ook realistisch is, maar gaandeweg de discussie werd me wel duidelijk dat flexibilisering vanuit verschillende optieken en op vele niveaus gedefinieerd kan worden. Denk maar aan flexibele startmomenten van opleiding en onderwijseenheden, flexibele werkvormen (met het oog op verschillende leerstijlen), flexibele toetsvormen en toetsmomenten, inhoudelijke keuzevrijheid (specialisatie/differentiatie) en ook flexibiliteit in lokatie (bijvoorbeeld plaatsonafhankelijk).
Op maximale flexibiliteit zit volgens mij niemand te wachten en dat is bovendien niet haalbaar / betaalbaar. In het algemeen kan volgens mij gesteld worden: Hoe zelfstandiger de student, des te flexibeler het onderwijs. Het gaat om het vinden van een goede balans tussen vraag en aanbod. Daarbij kunnen we mogelijk veel leren van flexibiliteit in een supermarkt of bibliotheek. Wellicht kunnen we het maar beter niet meer hebben over flexibilisering, maar over concrete achterliggende beleefde problemen, en die proberen op te lossen.
woensdag, maart 15, 2006
Samenwerken in de regio
In een verhelderend artikel wordt ingegaan op de manier waarop het minsterie van OC&W sinds 2005 met het RAAK-programma wil bijdragen aan de innovatie in het Midden- en Kleinbedrijf. Daarbij wordt regionale netwerkvorming gestimuleerd tussen ondernemers en kennisinstellingen (m.n. hogescholen en in mindere mate universiteiten en ROC's) vanuit de gedachte dat samenwerken leidt tot nieuwe ideeën, producten en markten.
Ten slotte wordt geschetst hoe de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht in de laatste jaren zich steeds meer - en succesvol - verbonden heeft met de regio Utrecht en daarin met name de 'creatieve industrie'. In alle gevallen van succesvolle regionale samenwerking blijkt het belang van bestuurlijke keuzes van de betreffende onderwijsinstellingen.
woensdag, maart 08, 2006
NetWerkTafel LOREnet
Alhoewel ik geloof dat er terecht steeds meer aandacht wordt besteed aan repositories (databanken), heb ik toch steeds mijn aarzelingen gehad t.o.v. LOREnet en daar ben ik vandaag in bevestigd. Het gaat in de genoemde projecten volgens mij te veel om kwantiteit (verhoging aantal leerobjecten, stimuleren halen en brengen en hergebruik) en te weinig om kwaliteit. De hoeveelheid content hoeven we niet te vergroten; de docent heeft al genoeg aan bestaande kanalen (bibliotheken, Google, portals, informele netwerken). De kwaliteit van het onderwijsmateriaal kan echter wel beter geborgd worden, maar daar is LOREnet geen voldoende voorwaarde voor; zo bleek ook uit de pilots. Een extra kanaal zou alleen zinvol zijn, als daar voor de gebruiker relevante, kwalitatief hoogwaardige content snel en eenvoudig te vinden is. Is eigenlijk ooit onderzocht aan welke content (type, niveau, omvang e.d.) behoefte is?
Om ervoor te zorgen dat een instrument als LOREnet gebruikt wordt, moet aan de instellingskant beleid komen voor content beheer en moeten op domeinniveau communities ontstaan waarin de zin van het delen van kennis geen discussiepunt meer is. Niemand is er bij gebaat als we in het hoger onderwijs over een instrument beschikken dat niet gebruikt wordt. Ontwikkeling en implementatie dienen gelijk op te gaan. Ten slotte ben ik benieuwd wat de invloed op LOREnet is van de trend dat het in het hoger onderwijs steeds minder gaat om het aanbieden van onderwijsmateriaal en steeds meer om begeleiden van studenten bij hun eigen contentontwikkeling (sociaal constructivisme).
dinsdag, februari 28, 2006
Meelopen met een AIO
Zo heb ik weer eens nagedacht over hoe je om moet gaan met 'face-to-face samenwerkingsactiviteiten', die je zowel in het werk als in het onderwijs hebt. Ik ben tot de conclusie gekomen dat je voor bijeenkomsten beperkt moet zijn in je doelen: hooguit uitwisselen van ideeën en ervaringen en het maken van (werk)afspraken. En, dat bijeenkomsten effectiever zijn, als ze goed voorbereid zijn, door organisator en deelnemers.
maandag, februari 27, 2006
Schaalvergroting verantwoord?
"Hoe overtuigd het allemaal ook mag klinken, namelijk dat het primaat ligt bij de werkvloer, het komt toch tamelijk naïef over. Er is in de afgelopen decennia enorm veel op onderwijs bezuinigd en in elk geval in het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs is men veel bedrijfsmatiger gaan werken. Uiteindelijk draait alles om instroom van studenten en rendementen, verlaging van de docent-studentratio, eerste, tweede en derde geldstroom, imago en slimme allianties. Dat draai je niet zomaar terug met een paar morele kreten. Kun je als onderwijsinstelling je maatschappelijke verantwoordelijkheid wel voldoende vervullen, als je merkt dat de afnemende financiën het belangrijkste sturingsinstrument van de overheid vormen?" Kijk voor de rest van de bespreking in het aprilnummer van DenkWijzer.
woensdag, februari 15, 2006
Werkgroep ELO-architectuur
vrijdag, februari 10, 2006
Coaching is een interventie
Coaching blijft voor mij tamelijk diffuus, hetgeen in en door het themanummer bevestigd wordt. Ik zal niet ontkennen dat coaching zinvol en soms zelfs noodzakelijk kan zijn. De voorkeur gaat wat mij betreft echter uit naar een gezonde, collegiale werksfeer waar iedereen van tijd tot tijd ongedwongen kan overleggen, 'sparren' en reflecteren met (directe) collega, leidinggevende of P-adviseur. Dat geeft ruimte om te leren en jezelf te ontwikkelen en voorkomende problemen op te lossen of op een handige manier te omzeilen. Zoiets noemen we gewoon advies of collegialiteit. Als iemand op een of andere manier in het werk of zijn ontwikkeling geblokkeerd wordt - al dan niet door het ontbreken van zo'n werksfeer, dan is een interventie nodig, bijvoorbeeld coaching (werkgericht) of een of andere vorm van therapie (persoonsgericht).
woensdag, februari 01, 2006
Verkenning schaalvergroting in het onderwijs
woensdag, januari 25, 2006
Studieochtend Toetsen
De tweede infoshop ging over beter toetsen van kennis met Testvision, één van de toetssystemen die binnen de HU in gebruik is. De mogelijkheden van het systeem werden gedemonstreerd aan de hand van illustratieve voorbeelden. Een doordachte invoering van kennistoetsen vanuit opleidingsperspectief blijkt echter nogal wat voeten in aarde te hebben. Er moet heel wat gebeuren, zeker als je ook bewegend beeld wilt toevoegen, maar dan heb je ook wat moois. Zo op het eerste gezicht lijken de verschillen met andere toetssystemen niet heel groot.