donderdag, december 28, 2006

Service desk

IT-beheer (magazine over IT-beheer, service management en security) is een heel aardig tijdschrift met een goede mix tussen achtergrondartikelen en praktische bijdragen. Mijn aandacht werd in nummer 10 (december 2006) getrokken door 'Dossier servicedesk' (p. 9-20), omdat in mijn afdeling ook een service desk is opgenomen.

De introductie pleit voor aandacht voor intrinsieke motivatie (persoonlijke drijfveren) in plaats van extrinsieke motivatie (zoals aantal openstaande calls). Volgens mij is het echter geen kwestie van "in plaats van", maar hebben beide fenomenen aandacht nodig. Geen enkele medewerker mag uit het oog verliezen wat van hem verwacht wordt en waarvoor die betaald wordt. Toch is het duidelijk dat gemotiveerde, enthousiaste en servicegerichte medewerkers goud waard zijn.

Er is ook een lijst met 31 best practices (van onderzoeksbureau Forrester) opgenomen, waarvan ik een aantal reeds van plan was in te voeren: de implementatie van een professionele service management tool, periodiek onderzoek van gebruikerstevredenheid en professionalisering van het personeel. Ook de opleiding van eindgebruikers lijkt me een goede aanrader.

vrijdag, december 15, 2006

Meer planmatig beheren

In het decembernummer van het tijdschrift Informatie (jaargang 48/nummer 10) staat een aardig artikel over de professionalisering van IT-beheer. Het is iets wat ook speelt binnen mijn afdeling, vandaar mijn interesse. Het artikel ‘Beheer onvoldoende gepland’ is gebaseerd op ervaringen met IT Service CMM assessments, maar biedt ook nuttige maatregelen onafhankelijk van die methode.

  • Sluit concrete service level agreements af die waargemaakt kunnen worden. Daarbij gaat het in mijn geval om overeenkomsten met klanten zoals systeemeigenaren en directeuren van instituten waarvoor mijn afdeling beheer uitvoert, maar ook om overeenkomsten met onderaannemers zoals SARA en SURFnet en onderhoudscontracten met leveranciers.
  • Richt kwaliteitsmanagement in als katalysator. Daarvoor wil ik o.m. een periodiek gebruikerstevredenheidsonderzoek laten uitvoeren.
  • Zorg voor adequate, lichtgewicht procesbeschrijvingen. Daar wordt aan gewerkt en het kan niet voldoende benadrukt worden dat die niet te uitgebreid moeten zijn.

Om uit de sfeer van vrijblijvendheid te komen en een meer betrouwbare partner te worden zal meer gepland en gerapporteerd moeten worden. Dat laatste geldt ook voor de onderlinge overdracht van werkzaamheden binnen de afdeling. Daarvoor wordt op korte termijn een professionele tool voor service management geïmplementeerd.

maandag, december 11, 2006

Moet alles open?

Als niet echte IT’er heb ik mij in het landschap van informatisering & automatisering altijd afgevraagd of er achter de drang naar open source en open standaarden meer zat dan een hekel aan het imperium van Microsoft e.a. Ik heb me zelfs afgevraagd of open source en open standaarden eigenlijk wel nastrevenswaardig zijn vanuit gebruikersperspectief.

Uit de Automatisering Gids van 8 december j.l. blijkt dat de vraag weer enige actualiteit heeft. “Grote gemeenten eisen open standaarden”. De gemeenten stellen in een manifest vier eisen: pakketonafhankelijke koppelingen, leveranciers- en platformonafhankelijke software, inzicht in de werking van de software en opslag van data in een toekomstvast formaat. En boven een groot achtergrondartikel staat “Overheid moet open standaarden opleggen”. Dit n.a.v. een deze week in de Tweede Kamer te houden evaluatie van een motie van deze strekking van Kees Vendrik (GroenLinks) uit 2002.

Als je echter wilt dat aan de vier eisen wordt voldaan bij de aanschaf van software, dan kun je er op rekenen, dat je duurder uit bent, zowel in de aanschaf als in het beheer. Het lijkt je flexibiliteit te geven, maar daar hangt dan ook een hoge prijs aan. Wat dat betreft vind ik de uitspraken van Harry van Zon (directeur Innovatie en Informatiebeleid Openbare Sector bij het minsiterie van BZK) van een grotere nuchterheid getuigen: “Vaak is het hebben van een standaard beter dan het najagen van een open standaard. Zo is het nu van belang overheidsinformatie elektronisch beschikbaar te hebben. Of de wel ontsloten informatie is opgeslagen in .doc of in een open formaat is daaraan ondergeschikt. Waarom zouden we Open Document Format tot standaard verheffen terwijl iedereen bekend is met .doc en .pdf en het bedrijfsleven ODF nog niet omarmt?” (Computable, 8 december 2006).

dinsdag, november 28, 2006

Outsourcing?

Vandaag kregen we thuis bij het NRC Handelsblad een door Mediaplanet verzorgde advertentiebijlage over outsourcing. Dat thema is voor mij zeker relevant en actueel. Niet zozeer omdat ik mijn eigen afdeling gelijk de deur uit zou willen doen, maar vooral omdat ik te maken krijg met organisatieonderdelen (instituten van de KNAW) en externe partijen (SURF in het kader van overname van DAREnet) waarvoor ik diensten kan gaan verlenen. Eigenlijk hebben we het dan dus over insourcing.

In de bedoelde bijlage staan een aantal aardige bijdragen over de trends en ook een aantal tips. Vertaald naar het perspectief van insourcing hebben we het dan bijvoorbeeld over:

  • Er zijn vele gradaties van insourcing tussen niet en volledig overnemen van de dienstverlening.
  • Trek voldoende tijd uit voor het voortraject om overhaaste beslissingen en onduidelijke taakverdelingen te voorkomen.
  • Zorg dat je kunt bouwen op solide ervaringen en dat je bedrijfsvoering gezond is, zodat de ‘klant’ kan rekenen op continuïteit.
  • Zorg voor evaluatiemomenten en en en heldere procedure om het contract tussentijds bij te stellen.

Ook een mooi advies om bedacht op te zijn: “Het outsourcen van wanorde is onverantwoord”. En een andere: “Je moet er als partners instappen en elkaar durven vertrouwen. Je kunt nu eenmaal niet alles van tevoren tot in detail vastleggen in overeenkomsten.” Ik ben benieuwd hoe het in de praktijk zal gaan ...

maandag, november 20, 2006

Architectuur?

Een ander nieuw tijdschrift voor mij is Informatie, maandblad voor de informatievoorziening. Het toegestuurde introductienummer (november 2006, jaargang 48 (9)) heeft als thema de 'wendbare organisatie' en wil een bijdrage leveren aan de oplossing van de paradox van een complexe architectuur voor permanente flexibiliteit. Van de informatievoorziening (de IT-systemen in het bijzonder) wordt enerzijds stabiliteit en robuustheid verwacht en anderzijds dat die geen belemmering vormt voor de nodige veranderingen in de organisatie.

Mijn eigen overweging bij dit thema is dat we vooral in het geval van IT-systemen te maken hebben met een complexe en dynamische wereld. De ontwikkelingen volgen elkaar in ras tempo op, standaarden zijn nog niet overal doorgedrongen en de verwachtingen zijn hooggespannen. IT biedt enorme kansen, maar brengt ook grote (beveilingings-) risico's met zich mee.

In het interessante artikel 'Tien maatregelen tegen complexiteit' wordt volgens mij terecht gezegd: "In de huidige dynamische wereld is een 'to be'-architectuur met een beschrijving van de situatie over bijvoorbeeld vijf jaar achterhaald. Echter, een kader in de vorm van ontwikkelrichtlijnen, voorkeurstechnologieën en kernapplicaties blijft noodzakelijk. Dit kader moet eenvoudig en inzichtelijk zijn, in tegenstelling tot wat we in de praktijk zien, waar veelvuldig gebruik wordt gemaakt van (deel)architecturen die uit meerdere lagen bestaan."

zaterdag, november 18, 2006

Investeringsonderbouwingen

Het lezen van het eerste nummer van mijn proefabonnement op de Automatisering Gids (nr. 46, 17 november 2006) is mij meegevallen. Ik denk dat het goed kan aansluiten bij de vraagstukken die in mijn nieuwe werkomgeving op mij afkomen. De Automatisering Gids blijkt niet alleen nieuwe technische producten aan te kondigen, maar ook artikelen te bevatten die te maken hebben met het proces van invoering en beheer van IT.

Zo stond er een alleraardigst opiniestuk over de onderbouwing van investeringen in IT: 'Financiële calculaties dragen niet bij aan besluitvorming rond IT-projecten'. Dat is een mooie opsteker, aangezien ik binnenkort met concrete plannen moet komen voor de hoognodige investeringen in de IT-infrastructuur van de KNAW.

In het artikel wordt geconstateerd dat in de besluitvorming de financiën vaak niet de doorslag geven. Het zijn vaak andersoortige argumenten die bepalen of een project wel of niet doorgaat, niet in de laatste plaats omdat ook heel andere factoren een rol spelen bij de invoering van ICT. "Goedkeuring voor een project krijg je niet als de optelsommen kloppen, maar wanneer je duidelijke taal spreekt, als je in klip-en-klare taal kunt vertellen wat je project gaat bewerkstelligen en als de directie er op kan vertrouwen dat de IT-afdeling zijn woorden waarmaakt."

donderdag, november 16, 2006

Top-down versus bottom-up

Gisteren heb ik tijdens de SURF Onderwijsdagen in Utrecht een workshop verzorgd onder de titel ‘Top-down versus bottom-up: implementatie van ICT in het onderwijs’. Het betrof een verplichting vanuit mijn vorige werkkring. Toch heb ik gemerkt dat het achterliggende vraagstuk generiek is en ook zeker van toepassing in mijn nieuwe werkkring.

Achtergrond van de workshop was het door mij en mijn collega’s van de HU uitgevoerde onderzoek naar succesfactoren voor instellingsbrede implementatie van ICT in het onderwijs. We hebben toen zeven succesfactoren (noodzaak, nabijheid, consistentie, sturing, communicatie, begeleiding en betrokkenheid) geïdentificeerd en die in een hanteerbaar referentiekader geplaatst. Er spelen twee dimensies bij instellingsbrede implementaties: de afstand tussen de huidige en de gewenste situatie enerzijds en de afstand tussen centrale en decentrale belangen anderzijds.

Tijdens de workshop hebben we aan de hand van drie stellingen een discussie gevoerd:

  1. Een zuivere top-down benadering is passend als er nauwelijks weerstand verwacht wordt
  2. Een bottom-up benadering is passend als er sprake is van veel onzekerheden
  3. Met effectieve communicatie is het dilemma top-down versus bottom-up te vermijden

dinsdag, november 07, 2006

Vertrouwen als basis voor innovatie

Het ministerie van EZ organiseert jaarlijks de Innovation Lecture. Over de onderwerpen voor 2004 en 2005 heb ik n.a.v. voorbereidende essays van hoogleraren een tweetal artikelen geschreven in het tijdschrift OnderwijsInnovatie. Het eerste ging over de rol van management en organisatie (jaargang 6, nummer 2, p. 8-10) en het tweede over beleid en creativiteit i.r.t. innovatie (jaargang 7, nummer 3, p. 30-33). Beide artikelen waren vanwege mijn vorige functie toegespitst op het onderwijs.

De Innovation Lecture van dit jaar werd gehouden op 19 oktober en had als thema 'trust', in de betekenis van vertrouwen. De voorbereidende essays waren van de hand van Bart Nooteboom, hoogleraar innovatiebeleid aan de UvT, en Gert Jan Hofstede, UHD toegepaste informatiekunde aan de WUR. Over het thema gaf staatssecretaris Karien van Gennip aan: "Naar mijn mening gedijt vertrouwen bij helderheid over wederzijdse verwachtingen, prestaties en de te bereiken doelen." Dat geldt volgens mij niet alleen voor innovatie, maar voor iedere vorm van verandering en niet alleen voor samenwerking tussen organisaties (macroniveau), maar ook voor samenwerking bínnen organisaties, tussen personen of afdelingen (microniveau).

Het essay van Nooteboom, 'Vertrouwen en innovatie', maakt heel goed duidelijk dat het bij samenwerken gaat om het vinden van een evenwicht tussen 'spontane trouw' en 'afgedwongen trouw' (bijv. door hiërarchie of contracten). Openheid, elkaar de waarheid kunnen zeggen, is belangrijk, maar ook enige druk op de ketel. Daarnaast moet er volgens hem een gemeenschappelijke taal groeien: de cognitieve afstand tussen de partners mag niet te groot zijn. Teveel vertrouwen kan overigens leiden tot starheid en gebrek aan innovatie.

Het essay van Hofstede gaat over vertrouwen in internationale netwerken, voor mij minder relevant. Alhoewel, ook binnen ons eigen land zijn er voldoende cultuurverschillen. Een van de open deuren die Hofstede als aanbeveling meegeeft, luidt: "Ken u zelf. Iedereen draagt een cultuur mee. De één is niet gekker dan de ander." Goed om over na te denken.

donderdag, november 02, 2006

Eerste dag bij de KNAW

Gisteren ben ik begonnen als hoofd Informatisering & Automatisering bij de KNAW in Amsterdam. Uiteraard heb ik me op deze functie al enigszins voorbereid, bijvoorbeeld in de sollicitatieprocedure, maar het echte werk is dan nu begonnen. Ook heb ik me de afgelopen weken op het werken bij de KNAW voorbereid door deel 4 van Het Bureau (Amsterdam: G.A. van Ooschot, 1998) van J.J. Voskuil te lezen. Nu ben ik nooit zo'n fan van dikke romans, maar dit haast 1000 bladzijden tellende boek heb ik bijna uit en heeft nog geen moment verveeld. Het boek vertelt het verhaal van een afdelingshoofd van een van de instituten van de KNAW in het midden van de jaren 70 van de vorige eeuw.

Ik kan nu natuurlijk nog niet zeggen of de beschreven organisatiecultuur ook als zodanig voorkomt binnen de KNAW, maar dat is ook niet zo erg, want de beschreven personages zou ik ook zomaar kunnen vergelijken met andere personen die ik tot nu toe in mijn loopbaan ben tegengekomen. Hoe dan ook, als ik ook maar iets van de weinig resultaatgerichte cultuur van Het Bureau tegenkom bij de KNAW, dan wacht mij een schone taak. Daarbij ben ik mij ervan bewust dat ook ik geen ijzer met handen kan breken, maar ook dat men het ijzer moet smeden als het heet is. Ik ga m'n best doen!

Afscheidssymposium

Eergisteren - op 31 oktober dus - heb ik afscheid genomen van de Hogeschool Utrecht als werkgever. Ter gelegenheid daarvan was een symposium georganiseerd met als thema 'De traagheid van ICT in onderwijs en onderzoek'. Sprekers waren achtereenvolgens Loek Vroomans (directeur Onderwijs & Onderzoek, Hogeschool Utrecht), Herman Koster (manager Capgemini Academy en tevens van 1998-2002 mijn 'baas' geweest), Michiel van Geloven (directeur Digitale Universiteit), Wim Liebrand (directeur SURF), Bas Savenije (bibliothecaris Universiteit Utrecht) en Frits Gronsveld (lid College van Bestuur, Hogeschool Utrecht).

Uiteraard gaven alle sprekers op eigen wijze aan dat traagheid een relatief begrip is. De een gaf aan waarom het allemaal zo traag ging met de invoering van ICT in onderwijs en onderzoek en de ander liet weten dat de ontwikkelingen toch eigenlijk best snel gaan. Het is maar net van welke kant je het bekijkt. Vanwege het karakter van het symposium is niet al te diep op het thema ingegaan: het moest licht verteerbaar zijn. Een mooie manier om afscheid te nemen.

dinsdag, oktober 17, 2006

Koerswijziging

Aangezien morgen mijn laatste werkdag is als directeur Cetis van de Hogeschool Utrecht, ben ik zo langzamerhand begonnen mijn weblog ook wat aan te passen. Zo zijn de links naar de weblogs van de medewerkers van Cetis er af gehaald. Ook zal mijn aandachtsveld wijzigen. Terwijl tot op heden de aandacht met name uitging naar de wereld van het hoger beroepsonderwijs, zal de komende periode de aandacht uitgaan naar de wereld van het wetenschappelijk onderzoek. De rubriek veel geraadpleegde sites heb ik daarop al aangepast. De rubriek met veelgelezen tijdschriften moet ik nog aanpassen. Vermoedelijk zal ik bladen als Computable, Informatie en de Automatiseringgids wat vaker gaan inzien.

Wat onveranderd blijft is mijn interesse in innovatie mét en implementatie ván ICT in onderwijs en onderzoek. Wie daarin ook geïnteresseerd is, kan dus rustig mijn weblog blijven volgen.

maandag, oktober 09, 2006

Filosofie voor managers

"Filosofie is een belangrijk vak voor managers." Zo luidt de laatste zin van het artikel 'Filosofie voor managers' van de hand van Jos Kessels in Opleiding & Ontwikkeling 19 (10). In het artikel prijst de auteur zijn Het poëtisch argument (Amsterdam: Boom, 2006) aan. Kern van zijn betoog is dat we in het werkend leven te veel een rol (en zelfs meer rollen) spelen en dat we door socratische gesprekken (doorvragen) er achter moeten komen wat ons werkelijk aan het hart gaat. Van retoriek via dialectiek tot poetica.

Hoeveel sympathie ik ook kan opbrengen voor de aandacht voor persoonlijke drijfveren, deze filosofie is mij te soft. Zelf opgeleid in logica, methodologie en argumentatieleer (de 'hardere' filosofie), zou ik bij managers meer aandacht besteden aan zuivere redeneringen en - inderdaad - het 'ontmaskeren' van verborgen vooronderstellingen, in het kader van transparantie. Aan de andere kant zou ik de waarde van het pragmatisme benadrukken. Een manager heeft namelijk niet alleen met zijn eigen drijfveren te maken, maar ook met die van zijn medewerkers en andere stakeholders. Een manager moet vooral beslissingen kunnen nemen, op goede gronden!

Efficiency versus talentontwikkeling

In Hogeschoolbericht 293 (september 2006), het informatieblad van de HBO-raad, las ik de tekst van de toespraak die Doekle Terpstra, voorzitter van de HBO-raad, gehouden had bij de opening van het hogeschooljaar van de Christelijke Hogeschool Nederland. Nu zijn dat soort teksten altijd wat politiek geladen, maar ze bevatten vaak ook heel veel wijsheid.

Een van die wijsheden is dat 'we met de efficiency in het Nederlands onderwijs te ver zijn doorgeschoten'. In de processen van schaalvergroting en bezuinigingen zijn we de student en zijn talentontwikkeling vergeten. "Leren is", volgens Terpstra, "geen lineair proces dat zich tot in detail in een plan laat vangen" en dat ben ik helemaal met hem eens. "In ons streven naar efficiency houden we soms onvoldoende rekening met de realiteit." Hij heeft daar ook een mooie metafoor bij die ik graag vast wil houden: "We hebben het kraakbeen tussen de verschillende onderdelen van ons onderwijsstelsel weggesneden. En in een gewricht waarin het kraakbeen ontbreekt schuren de botten hard langs elkaar. En dat doet pijn."

vrijdag, oktober 06, 2006

Sharepoint als portaal voor leren en werken

Vorige week donderdag (28 september) heb ik samen met mijn collega Martin Putman een drukbezochte parallelsessie geleid tijdens het SURF-seminar 'Over de grenzen van de ELO II'. Onderwerp van onze presentatie en discussie was de manier waarop we in de afgelopen jaren binnen de Hogeschool Utrecht de implementatie van Microsoft Sharepoint Portal ter hand hebben genomen. Nu ben ik zelf niet echt gauw fan van een een product, maar ik moet wel eerlijk toegeven dat ik de digitale portaalomgeving van Microsoft wel een mooie uitvinding vindt voor de ondersteuning van leren en werken in het hoger onderwijs, zeker als je instelling toch al over een Microsoft-architectuur beschikt. In het nieuwe Informatiebeleidsplan - waar ik in mijn laatste dagen bij de Hogeschool Utrecht nog mee bezig ben - zal de verdere implementatie van Sharepoint dan ook een centrale rol vervullen. Pluspunten van Sharepoint zijn de open structuur ('geen dichtgetimmerde onderwijstechnologie'), de mogelijkheid om één centrale omgeving te bieden met koppeling naar allerlei andere systemen, de naadloze aansluiting op andere Microsoft-producten en de krachtige mogelijkheden als samenwerkingsomgeving.

vrijdag, september 22, 2006

Begeleiden elektronische discussies

Op 4 oktober 2006 verschijnt op de e-learning themasite van mijn hand een recensie van het onlangs verschenen boekje De E3 Begeleider: Effectief, Enthousiast, Elektronisch. In het boekje, dat verschenen is in de serie Hoger Onderwijs Praktijk van Wolters-Noordhoff, wordt zichtbaar gemaakt hoe het begeleiden van elektronische discussies werkt en waar je allemaal rekening mee moet houden als begeleider. Ik vond het boekje op zich zelf niet sterk, maar meer zal ik daarover niet verklappen. Lees de recensie op de e-learning themasite!

woensdag, september 13, 2006

Teamontwikkeling

In Opleiding & Ontwikkeling 19 (9) las ik een interessante bijdrage over teamontwikkeling als bewust proces. Het betreft een belangrijk fenomeen, aangezien voor het oplossen van (strategische) vraagstukken een effectieve en efficiënte samenwerking in afdelingen, projecten en werkgroepen steeds meer noodzakelijk is. En die samenwerking gaat meestal niet vanzelf.

De auteurs benoemen vier fasen voor een team: startfase, strijdfase, samenfase en slotfase. Niet nieuw, maar wel goed om bewust van te zijn. Daarnaast bespreken ze vier dimensies van effectieve teamontwikkeling:
  1. Bestaansrecht: hiervoor zijn we bij elkaar
  2. Inrichting: zo zijn we georganiseerd
  3. Dynamiek: zo werken wij samen
  4. Omgeving: dit is het krachtenveld
Hoe de teamontwikkeling als proces zelf gestalte krijgt wordt in het artikel helaas niet uitgewerkt, maar alleen al het bewust zijn van die vier dimensies kan helpen om daarop te sturen. In het artikel worden per dimensie als handreiking een aantal vragen gesteld, waarmee in kaart gebracht kan worden wat een team nodig heeft.

dinsdag, september 12, 2006

Tussentijdse evaluaties

In de afgelopen maanden heb ik me bezig gehouden met een tweetal evaluaties: een evaluatie van het onderwijsinnovatieproject voor het Instituut voor Social Work van de Hogeschool Utrecht en een evaluatie van de domeinprogramma's van de Digitale Universiteit. De eerste evaluatie is afgerond, de tweede bijna.

Als eerste moet ik zeggen dat het volgens mij goed is dat evaluaties gehouden worden, zeker als het - zoals in beide genoemde gevallen - tussentijdse evaluaties zijn. Zo'n evaluatie vanuit een extern perspectief kan een ander licht op de gang van zaken werpen en maakt het voor het management gemakkelijker om aanpassingen te doen in de project- of programmastructuur.

Het voert te ver om hier de resultaten van de beide evaluaties uit de doeken te doen. Ik ben overigens weer bepaald bij het belang van goede 'ambassadeurs' voor een project of programma. Het meest aardige om te vermelden is misschien wel dat ik in het eerste geval aanbevolen heb om de onderwijsinnovatie als programma (zie ook mijn bericht van 17 juli) op te pakken, terwijl de eerste aanbeveling in het tweede geval is om juist terughoudend te zijn met het opstarten van domeinprogramma's (als koepel van projecten). De verklaring ligt volgens mij daarin dat programma's goed kunnen zijn om complexiteit en mogelijk tegenstrijdige belangen vanuit een bepaalde samenhang aan te pakken, maar dan moet er wel een gevoel van saamhorigheid zijn en een gedeelde visie op (de noodzaak van) verandering.

woensdag, september 06, 2006

Nieuwe baan per 1 november

Op 1 november a.s. krijgt mijn professionele ontwikkeling een nieuwe wending. Ik ga dan namelijk als hoofd Informatisering & Automatisering aan de slag bij het bureau van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) in Amsterdam. Dat betekent dat ik mijn huidige werkzaamheden als directeur van Cetis, het onderwijskundig expertisecentrum van Hogeschool Utrecht ga afronden en overdragen. Het betekent ook dat mijn weblog een iets andere wending krijgt: andere collega's, andere netwerken en een ander vakgebied maken dat mijn professionele ontwikkeling anders gericht zal zijn.

In de afgelopen maanden heb ik me al behoorlijk verdiept in het nieuwe werkterrein en de positie van de KNAW, maar daar kon ik natuurlijk weinig over kwijt via dit publieke medium. Ik ben in ieder geval zeker van plan om dit experiment (reflecteren op professionele ontwikkeling via een weblog) voort te zetten in mijn nieuwe baan.

dinsdag, augustus 29, 2006

Kwaliteitszorg in het hoger onderwijs

In de afgelopen dagen heb ik nummer 3 (van dit jaar) van het Tijdschrift voor Hoger onderwijs & Management uitgelezen. Naast een zeer lezenswaardig artikel over het ontwerpen van kennisrijk competentiegericht onderwijs van de hand van mijn zeer gewaardeerde collega's Magda Ritzen en Marijke Hezemans bevatte het nummer veel bijdragen over accreditatie, het inmiddels ingeburgerde stelsel voor kwaliteitszorg in het hoger onderwijs.

Nu moet ik eerlijk zeggen dat ik altijd een zekere gereserveerdheid heb ten aanzien van kwaliteitszorg. Niet omdat ik zou vinden dat kwaliteit niet belangrijk is - integendeel, maar vooral omdat de stelsels voor kwaliteitszorg een werkelijkheid op zich kunnen worden. Verschillende aanwijzingen daarvoor zijn terug te vinden in dit themanummer. In hoeverre zijn de externe beoordelaars onafhankelijk? In hoeverre klopt hetgeen beschreven en gezegd wordt over de onderwijspraktijk met de werkelijkheid? Staan de inspanningen om aan het stelsel te voldoen in goede verhouding tot waar het écht om gaat? Kun je met een systeem voor kwaliteitszorg wel veranderingen of een bepaald niveau 'afdwingen', als dat bij de betrokken medewerkers niet van binnen uit komt? Zorgt een systeem voor kwaliteitszorg voor heel het hoger onderwijs niet voor een nivellerende werking?

Het lijkt me goed dat binnen een organisatie - en zelfs tussen organisaties binnen een sector - systematisch aan kwaliteitszorg wordt gewerkt, maar ik blijf erbij dat een dergelijk systeem bescheiden moet blijven, zowel wat betreft de uitgebreidheid ervan als wat betreft de conclusies die op basis daarvan getrokken kunnen worden.

dinsdag, augustus 22, 2006

Kennisuitwisseling of kennisontwikkeling

In Opleiding & Ontwikkeling 19 (6) gaat zowel de introductie als een artikel en een boekbespreking over kenniskringen. Het fenomeen kenniskring bestaat al langer, maar in de laatste jaren heeft het een nieuwe invulling gekregen als onderzoeksgroep van de lectoraten in het hoger beroepsonderwijs.

Meer in het algemeen is een kenniskring een "groep mensen die kennis wil verbreden, verdiepen en met elkaar wil delen". Nu is het delen van kennis (én ervaring) op zich al goed, maar het zou - vanuit kosten-batenperspectief - beter zijn als het ook tot verbreding en verdieping komt. Daarvoor worden in het artikel en het besproken boek (Faciliteren van kenniskringen, door Jeannet Kant en Cees Sprenger) handige tips gegeven. Er moet echter wel vanaf het begin op gestuurd worden, volgens Marinka Kuijpers. Gebeurt dat niet, "dan is het gevaar groot dat het proces blijft steken in kennisuitwisseling en dat de producten beperkt blijven tot meer kennis bij de individuele leden van de kenniskring".

vrijdag, augustus 18, 2006

Competentiegericht opleiden en toetsen

In de afgelopen week heb ik het boek Competentiegericht opleiden en toetsen: Theorie en praktijk van flexibel leren van de hand van Filip Dochy en Goele Nickmans gelezen (Lemma, 2005). Het boek zette voor mij weer eens op een rij welke mogelijke vormen er zijn voor competentiegericht onderwijs (CGO). Voor de ingewijden is CGO een begrip, waar veel discussie over is, maar wel zo dat soms nauwelijks verder wordt gekeken naar het begrip. Ook in dit boek geven de auteurs een definitie, maar geven ook aan hoe CGO in de praktijk gerealiseerd kan worden. Nuttig, soms wat onoverzichtelijk.

Het is ook goed dat in dit boek heel nadrukkelijk de verbinding tussen opleiden en toetsen gelegd wordt. Volgens mij kun je niet goed opleiden als je niet weet hoe je de ontwikkeling bij de studenten gaat toetsen. En, als er vernieuwd onderwijs wordt ingevoerd maar er wordt traditioneel getoetst, dan is de vernieuwing voor niets geweest. Eigenlijk is het gewoon veel beter om eerst de toetspraktijk te vernieuwen, dan komt de onderwijsvernieuwing vanzelf. Sterker nog: misschien zou het hoger onderwijs wel volledig uit toetsen (formatief én summatief) moeten bestaan en kunnen we de rest aan de studenten overlaten.

dinsdag, augustus 08, 2006

Met een stapel boeken op vakantie

Afgelopen vrijdag ben ik teruggekomen van twee weken vakantie in de Achterhoek. Natuurlijk had ik boeken meegenomen waar ik anders niet zo snel aan toekom. Maar ja, met die hoge temperaturen en een gezin met drie jonge kinderen schiet het lezen niet altijd op. Drie boeken heb ik uitgelezen: Geloof van de Sloveense filosoof en cultuurcriticus Slavoj Žižek (Routledge, 2002), Pragmatisme van de Amerikaanse filosoof en psycholoog William James (Veen Magazines, 2005 – voor het eerst gepubliceerd in het Engels in 1907) en Modes in management: een filosofische analyse van populaire organisatietheorieën van filosoof en organisatiedeskundige René ten Bos (Boom, 2005).

Het is niet gemakkelijk om in kort bestek samen te vatten wat ik van deze drie boeken geleerd heb. Frappant is dat in alledrie de boeken het rationalisme (of het rationele denken) het zwaar te verduren krijgt en dat een pleidooi gevoerd wordt voor meer pragmatisch denken. Volgens Žižek – in zijn niet altijd eenvoudig te volgen boek – zijn we ten diepste allemaal gelovig. James benadrukt dat we bij allerlei discussies ons vooral moeten afvragen wat de praktische consequenties zijn van het ene of het andere standpunt. Ten Bos analyseert in zijn boek allerlei managementmodes (strategie, leiderschap, cultuur, lerende organisatie) en de rol die goeroes en consultants daarbij spelen, en komt tot de paradoxale stelling dat de modes niet modieus genoeg zijn. Er zou meer bij stilgestaan moeten worden dat de managementmodes aansluiting vinden bij het denken van managers (meer dan de rationele wetenschappelijke vertogen dat doen) en een kritisch potentieel hebben. Veel managementmodes hebben echter utopische elementen, wat bijvoorbeeld blijkt uit een eenduidig stappenplan om tot de ideale organisatie te komen. Een modieuze benadering zou meer lichtvoetig omgaan met de onheldere en toch al niet te diepe bodem onder organisaties.

Overigens heb ik inmiddels een begin gemaakt met de twee voor niets meegenomen boeken: Schitterend ongeluk of sporen van ontwerp?, een bundel over toeval en doelgerichtheid in de evolutie met bijdragen van verschillende vakwetenschappers onder redactie van Cees Dekker, Ronald Meester en René van Woudenberg (Ten Have, 2005) en de winnaar van de Socrates Wisselbeker 2006 Geografie van goed en kwaad, een vuistdikke verzameling filosofische essays van Andreas Kinneging (Spectrum, 2005).

maandag, juli 17, 2006

Projecten en programma's

Lange tijd heb ik gemeend om in het kader van projectmanagement programma’s als projecten op een hoger aggregatieniveau te beschouwen, met in principe dezelfde sturingsmechanismen. Steeds meer merk ik echter dat een nader onderscheid behulpzaam kan zijn. Onlangs heb ik het boek Essenties van project- en programmamanagement van Rudy Kor en Gert Wijnen (Kluwer, 2005) aangeschaft en daarvan o.m. het volgende opgestoken.

“Het verschil tussen programma’s en projecten is meer dan een kwestie van kwantiteit, doorlooptijd en omvang. Een project richt zich op één vooraf overeengekomen resultaat; een programma streeft meerdere, soms onderling zelfs strijdige doelen na.” (p. 44) Binnen programma’s kunnen zowel projecten als improviserende en routinematige werkzaamheden een plek hebben. Programma’s zijn meer gericht op vooraf bepaalde doelen, waardoor er ruimte ontstaat om de verschillende inspanningen binnen een programma tegen elkaar af te wegen.

Bij projectmanagement gaat het om de beheersing van de vijf aspecten: Tijd, Geld, Kwaliteit, Informatie en Organisatie. Deze aspecten zijn bedoeld om te sturen op vooraf vastgestelde normen. Bij programmamanagement gaat het om het samenhangend laten verrichten van de inhoudelijke inspanningen aan de hand van de vijf sturingscriteria: Tempo, Haalbaarheid, Efficiëntie, Flexibiliteit en Doelgerichtheid. Deze criteria zijn bedoeld om de inspanningen onderling te kunnen afwegen. Met deze definities verschillen de sturingsmechanismen essentieel.

Als voornaamste voordeel van het onderscheiden van programma’s ten opzichte van projecten zie ik dat projecten gebruikt worden waarvoor ze bedoeld zijn, namelijk het bereiken van resultaten. Te vaak worden projecten opgevuld met allerlei (improviserende en routinematige) werkzaamheden die er niet in thuis horen, waardoor de grenzen (en ook de resultaten) van het project vervagen. Een programma maakt het mogelijk dat de doelen van afzonderlijk projecten bereikt worden door verschillende activiteiten in hun samenhang te besturen.

woensdag, juli 05, 2006

Trends ICT in het hoger onderwijs

Het Tijdschrift voor Hoger onderwijs & Management heeft een themanummer over 'Trends ICT in het hoger onderwijs' uitgebracht, met vijf omvangrijke artikelen. Veelbelovend, zeker als je net als ik bezig bent met de voorbereiding van een beleidsplan ICT en Onderwijs. De verwachtingen - ook die van de redactie - worden echter onvoldoende waargemaakt. Toch heb ik nog wel wat opgestoken wat ik graag vast wil houden.
  • "De toepassing van ICT in het onderwijs en in de bibliotheek draagt er toe bij dat de grenzen tussen het leerproces en de informatieverstrekking door de bibliotheek vervagen of zelfs geheel verdwijnen." (uit artikel Bas Savenije)
  • De tijd lijkt nog niet rijp voor een nieuwe generatie elektronische leeromgevingen, ook al worden nieuwe wegen verkend in initiatieven rondom open source software, service oriented architecture en social software (n.a.v. artikel Ineke Lam, Wilfred Rubens en Robert-Jan Simons).
  • "ICT vormt weliswaar een voortdurend en vaak onmisbaar aspect van onderwijsvernieuwende activiteiten, maar is niet de hefboom voor verandering. De hefboom voor verandering ligt op het politieke vlak." (uit artikel Thea Derks)
  • Een terugblik op onderwijsvernieuwing bij de Vrije Universiteit Brussel leert "dat tot de condities die nodig zijn voor wezelijke veranderingen zeker de volgende behoren: a) een dwingende noodzaak die wordt gevoeld; b) een visie die richtinggevend is; c) voldoende middelen, waaronder ICT; d) passende veranderstrategieën; e) passende ondersteuning." (uit artikel Thea Derks)

woensdag, juni 28, 2006

Blended learning passé

Ik neem me voor de term blended learning niet meer te gebruiken. Niet dat ik de term veel gebruikt heb, maar ik ben er door een artikel in het nieuwste nummer van het blad OnderwijsInnovatie (juni 2006) weer bij bepaald hoe onzinnig de term eigenlijk is. Op blz. 26-29 verheldert onderzoeker Jos Fransen van Hogeschool INHOLLAND in 'Een nieuwe werkdefinitie van blended learning' de verschillende dimensies van het begrip. Al het 'nieuwe leren en onderwijzen' lijkt er onder gevat te kunnen worden. Dat is het risico met van die Engelse termen die als containerbegrip in beleidscircuits gehanteerd worden.

Sowieso ben ik terughoudend met het spreken over het ontwerpen van leerprocessen. Volgens mij kan het leren zelf moeilijk gepland worden. Wat we wel kunnen doen is leeromgevingen (breed gedefinieerd) ontwerpen, waarbij we hopen dat het leren maximaal gestimuleerd wordt. Bijvoorbeeld door een variatie van middelen (media) en werkwijzen in te zetten. "Complicerende factor is echter dat de lerende de variatie van leeromgevingen niet zo hoeft te ervaren als door de ontwerpers werd bedoeld. Toch kan worden gesteld dat het ervaren van een variatie en het op verschillende manieren aan bod laten komen van aspecten van het leerobject in ieder geval verrijkend en versterkend werken op het leerproces." De juiste mix (blend) kan nooit definitief vastgesteld worden. In het artikel worden wel enkele criteria genoemd die bepalen welke keuzes in een gegeven situatie gemaakt kunnen worden.

De werkdefinitie van blended learning die de auteur aan het eind van zijn artikel geeft is helaas nog behoorlijk breed. Maar daar hoeven we het volgens mij niet meer over te hebben. Op z'n best kunnen we spreken van blended learning environments, of liever nog multimediale leeromgevingen: omgevingen waarin een rijke variatie aan leermiddelen op verschillende wijzen wordt aangeboden (uiteraard afgestemd op doelgroep en leerdoelen).

maandag, juni 19, 2006

Strategische inzet van e-learning

Helaas kon ik afgelopen donderdag niet bij een promotieplechtigheid zijn, maar gelukkig kreeg ik wel het proefschrift in handen gedrukt: E-learning strategies of higher education institutions van Petra Boezerooij (UT/CHEPS, tegenwoordig werkzaam bij SURF). Het strategische element van e-learning zit ‘m in het bereiken en faciliteren van meer doelgroepen in een steeds competitievere omgeving. Het gaat dan om doelgroepen als ‘levenlang lerenden’ en internationale studenten. Maken hoger onderwijsinstellingen zulke strategische keuzes?

Er blijken globaal drie strategieën: back-to-basics (samenhangend curriculum in lokale setting), stretching-the-mould (individualisering in lokale instelling) en worldcampus (globale setting). Vooral de verschillen in omgevingsfactoren tussen de eerste en de derde strategie bleken significant. Een van de conclusies luidt: “Hoger onderwijsinstellingen die zich dus meer focussen op verhoging van de instroom, waarbij ze tevens ICT gebruiken om hun onderwijs flexibel aan te bieden om zo meer inkomsten te genereren, kiezen dus eerder voor een worldcampus strategie dan een back-to-basics strategie.”

Ook al is het ‘hora est’ al gesproken, toch nog wat kritiek: In de conclusie wordt ‘strategisch handelen’ bijna vereenzelvigd met het hanteren van een worldcampus strategie. Dat zou de beste optie zijn voor instellingen die oog hebben voor de veranderende omgeving. Zijn er soms geen andere goede strategieën, zoals het opbouwen en verder uitbouwen van de onderzoekstaak, of het verstevigen van de positie in de regio? Maar goed, dan heb je misschien weer minder aan e-learning ...

Overigens ben ik het wel helemaal eens met de eerste stelling: “Strategie begint met het maken van keuzes.”

maandag, juni 05, 2006

Onderwijsvernieuwingen terugdraaien?

‘Help! Het onderwijs verzuipt!’ Met deze noodkreet vraagt de filosoof Ad Verbrugge samen met zijn vrouw Marijke Verbrugge in de bijlage Opinie & Debat van NRC Handelsblad (3 juni 2006) aandacht voor de negatieve gevolgen van diverse onderwijsvernieuwingen in Nederland. Hij doet dat als voorzitter van de vereniging Beter Onderwijs Nederland. Eerder kreeg hij al een bijna paginagroot interview in NRC Handelsblad (15 mei 2006) en nu dus al weer ruim anderhalve pagina gratis reclame voor zijn vereniging én voor wat inmiddels een maatschappelijk probleem genoemd mag worden.

Dat de ontwikkelingen in het onderwijs niet door iedereen met gejuich ontvangen worden mag bekend zijn. Het zogenaamde ‘nieuwe leren’ is bepaald niet onomstreden. De kranten staan er vol mee, wetenschappers kruisen met elkaar de degens over het belang van pure kennis in het onderwijs en ook het ministerie van onderwijs probeert allerlei eerder opgelegde vernieuwingen terug te draaien. Verbrugge is dus bepaald geen roepende in de woestijn.

Wat zegt Verbrugge dan? Verbrugge vindt dat leerlingen weer moeten leren en dat leraren weer moeten lesgeven. De achtereenvolgende onderwijsvernieuwingen in de afgelopen veertig jaar hebben het onderwijs in een permanente bouwput veranderd. Onze leerlingen en studenten kennen en kunnen steeds minder. Het steeds maar verder opkomende ‘nieuwe leren’ bestempelt Verbrugge als een tunnelvisie. Hij wil terug naar een grotere verscheidenheid aan opleidingen, meer aanbodgericht onderwijs met vakbekwame, geïnteresseerde docenten en niet toegeven aan verminderde concentratie en discipline.

Zegt Verbrugge verkeerde dingen? Op zich genomen is zijn reactie heel begrijpelijk en op bepaalde punten zelfs legitiem, zeker als ‘tegengeluid’ – dwarsliggers houden immers het spoor recht. Het onderwijs kan niet alleen maar vanuit de ‘beleidsmatige bureaucratische schil’ ingericht worden. Aan de andere kant moet ook Verbrugge beseffen dat er meer meespeelt dan alleen het belang van de docent. In heel zijn betoog komt het belang van de leerling of de student nauwelijks voor.

In de klaagzang van het echtpaar Verbrugge wordt al het onderwijs over één kam geschoren, terwijl voor iedere onderwijsvorm weer andere eindkwalificaties gelden en dus andere eisen gesteld kunnen worden voor wat betreft kennisniveau, vaardigheden en zelfstandigheid. Het lijkt mij verstandiger te focussen alvorens het debat te vervolgen. Vervolgens vind ik het verwonderlijk voor een cultuurfilosoof dat hij de ontwikkelingen in de cultuur onvoldoende erkent. Zijn al die sociale misstanden waar Verbrugge het over heeft, het gevolg van een verslechterd onderwijs of van een complexer en dynamisch geheel van culturele en maatschappelijke ontwikkelingen (individualisering, informalisering, informatisering, globalisering e.d.)? Ten slotte merk ik op dat Verbrugge geen echt alternatief biedt, maar alleen maar terug wil. En als stilstand al achteruitgang is, wat is achteruitgang dan wel niet?

In verkorte vorm geplaatst in NRC Handelsblad van 10 juni 2006.

woensdag, mei 31, 2006

Vage projecten?

Sinds maart 2006 ben ik bezig met een opdracht voor de Faculteit Natuur & Techniek van de Hogeschool Utrecht, namelijk het verzorgen van een training voor ervaren projectleiders. Ter voorbereiding op de maandelijkse bijeenkomsten duik ik zelf ook weer in de literatuur over projectmanagement. Een van de kerndilemma’s waar ik steeds tegen aan loop is dat in de literatuur steeds verwezen wordt naar de noodzaak van een heldere projectopdracht en een goed projectplan, terwijl in de cultuur van het hoger onderwijs een grote behoefte blijkt te zijn aan ‘vage projecten’. De cursisten worstelen er ook mee.

Nu snap ik op zich wel dat in een politiek-strategische context niet altijd sprake kan zijn van strak omlijnde projecten, zoals die voorkomen in de ICT-wereld. Volgens mij moet er echter wel naar gestreefd worden om projecten concreter te krijgen. Een van de middelen daarvoor lijkt mij het vastleggen wat wel bekend is en op welke wijze geprobeerd wordt meer duidelijkheid te krijgen (transparantie). Maak bijvoorbeeld eerst maar eens een plan van aanpak voor het komen tot een echt plan van aanpak voor je project.

Moet de in het diepe gegooide projectleider zich neerleggen bij de vrijblijvendheid die achter vage projecten schuilgaat? Of begint die zelf met verbetering door toch te proberen tot transparante afspraken te komen met opdrachtgever(s) en projectmedewerkers? Het laatste lijkt mij gewenst. Daarbij is het overigens wel belangrijk in acht te nemen dat de projectleider nooit meer mandaat heeft dan de opdrachtgever bereid is te verlenen. Projectmatig werken lukt ook in het hoger onderwijs; alleen vraagt het misschien iets meer geduld.

maandag, mei 22, 2006

De grote wereld

Alhoewel ik niet veel toekom aan het lezen van literatuur, denk ik wel dat het ook een bijdrage kan leveren aan je professionele ontwikkeling. Meestal beperk ik me tijdens de werkweken tot het dagelijks lezen van NRC Handelsblad (vrij uitgebreid) en enkele tijdschriften. In vakantieperiodes neem ik wat meer tijd voor het lezen van romans en de wat stevigere beschouwelijke lectuur (filosofie/theologie).

Er zijn echter ook van die boekjes die je in één dag uit kunt lezen. Zo heb ik gisteren eindelijk het boekenweekgeschenk van dit jaar gelezen, De grote wereld van Arthur Japin. Het boek zelf vond ik niet heel erg sterk. Ik vroeg me ook af waar de muziek - immers het thema van de boekenweek dit jaar - gebleven was. Toch vond ik wel sterk uitkomen dat je er weer eens bij bepaald wordt hoezeer je de wereld vanuit je eigen referentiekader beleeft. Wat voor jezelf normaal is, is niet voor iedereen normaal. En, hoeveel moet je je best doen om door een meerderheid gewaardeerd te worden? Vragen die gelden voor het persoonlijke, maar ook voor het werk van alledag.

maandag, mei 15, 2006

Passie voor professie

In NRC Handelsblad van vandaag stond op pagina 2 een interview met de jonge filosoof Ad Verbrugge van de Vrije Universiteit. Verbrugge heeft naam gemaakt door zich te keren tegen de macht van de managers in sectoren als de gezondheidszorg en het onderwijs. Zelf was hij in 2002 docent van het jaar aan de Universiteit Leiden. Nu blijkt hij samen met zijn vrouw ook de vereniging Beter Onderwijs Nederland te hebben opgericht. Er wordt veel geklaagd over de kwaliteit van het onderwijs en falende onderwijsinnovaties.

Vorige maand organiseerde de Hbo-raad een jaarcongres onder de titel ‘Passie voor professie’. Zelf kon ik daar helaas niet bij zijn. In het informatieblad van de Hbo-raad, Hogeschool bericht (nummer 290) wordt verslag gedaan. Daarin ook enkele citaten uit de toespraak van staatssecretaris van onderwijs, Mark Rutte, zoals een uitspraak over bestuurders en managers in het hoger onderwijs: “Zij hebben de zware verantwoordelijkheid om zich dienstbaar aan hun docenten op te stellen! Zij zijn het die de bureaucratie binnen de perken moeten houden. En zij zijn het die ervoor moeten waken dat er voldoende geld naar het primaire proces blijft gaan.”

De laatste tijd lijkt de roep om de professionele autonomie van de docent alleen maar luider. Denk ook aan de aandacht die columnist Leo Prick naar zich toetrekt. Volgens mij wordt die roep echter alleen maar luider, omdat die professionele autonomie juist van alle kanten beknot wordt, niet in de laatste plaats door een uitdijend takenpakket, complexere stelsels, krimpende budgetten en een toenemende verantwoordingslast. Wie keert het schip?

dinsdag, mei 02, 2006

e-Learning Research programma

Vandaag ben ik onder meer bezig geweest met het schrijven van een onderzoeksvoorstel voor het e-Learning Research programma van SURF. Het gaat bij dit programma om kleinschalige, kortdurende praktijkgerichte beleidsonderzoeken (max. € 40.000,-). Vorig jaar heb ik met mijn collega's van Cetis door een dergelijk onderzoeksproject het eerste deel uit de e-Learning Research reeks gevuld: Succesfactoren voor een instellingsbrede implementatie van ICT in het onderwijs. Dit jaar wil ik een spade dieper gaan en de aandacht meer richten op het over de streep krijgen van docenten bij het vernieuwen van het onderwijs met ICT.

De door ons gekozen probleemstelling - die met input van bestuurders uit het hoger onderwijs is geformuleerd - luidt: "Welke managementinstrumenten zijn het meest effectief om docenten de vernieuwingsslag te laten maken?" Deze hoofdvraag willen wij in het onderzoek beantwoorden door de aandacht te richten op in ieder geval drie deelvragen:
  • Over welke vernieuwingsslag hebben we het? Zijn er verschillende soorten vernieuwingsslagen te onderkennen en leiden deze tot een verschillende beantwoording van de hoofdvraag?
  • Wat zijn voor docenten motiverende factoren? (beloning, erkenning/prijs, tijd, visie, begeleiding e.d.)
  • Welke managementinstrumenten zijn beschikbaar? (beleidskaders, standaards, blauwdrukken, beoordelingscyclus, managementcontracten e.d.)

Meer details over het onderzoek maak ik pas bekend, als het voorstel gegund is.

vrijdag, april 21, 2006

Human Resource Development

Het tijdschrift voor Human Resource Development, Opleiding & Ontwikkeling (O&O), lees ik in het algemeen met veel interesse. Het laatste nummer (april 2006) leverde echter een tamelijk negatief zelfbeeld van het vakgebied. Human Resource Development (HRD) is diffuus, ondefinieerbaar, er is geen eigen gemeenschappelijke kennisbasis en nauwelijks theorie. Er zijn wel allerlei inzichten, maar er is nauwelijks - wat men noemt - evidence based practice.

Een kerndilemma van HRD is volgens mij dat de top-down benadering (wat zijn de organisatiedoelen en wat is daarvoor aan kennis en kunde nodig) en de bottom-up benadering (wat drijft de medewerkers en waarin willen zij zich bekwamen) onvoldoende bij elkaar komen om tot een succesvolle verandering te komen. Het komt er kennelijk gewoon op aan om te "doen wat werkt". Dat is overigens ook de titel van een boek dat in dit nummer van O&O besproken wordt. Als voordelen van de in het boek aangereikte methode worden genoemd:
  • Nadruk op het positieve biedt mensen perspectief.
  • Aandacht voor wat er al is geeft mensen het vertrouwen dat succes bereikbaar is.
  • Zetten van kleine stapjes geeft een gevoel van invloed en controle.
Dat lijkt me heel aannemelijk. Of dat echter in de praktijk altijd zo werkt, moet maar blijken ...

Voorjaarsdiner RUG

Gisteravond ben ik als alumnus bij een voorjaarsdiner van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) geweest. Het diner werd gehouden in de Euromast in Rotterdam, een prettige lokatie moet ik zeggen. Er waren ca. 50 deelnemers met uiteenlopende leeftijden. De RUG organiseert dit soort avonden al enige jaren voor haar oud-studenten. Voor deze sessie stonden twee interessante sprekers op het programma, namelijk prof. René Boomkens (sociaal filosoof) en prof. Karen van Oudenhoven-van der Zee (organisatiepsychologe). Helaas bleken gisteren beide sprekers ziek, maar gelukkig hadden ze in prof. Luchien Karsten (bij wie ik zelf in de jaren negentig colleges organisatiekunde gevolgd heb) een goede vervanger. Hij had een mooi verhaal over de factor tijd in management, vanuit het perspectief van historie en kunst. Ook nam de gastheer, prof. Simon Kuipers (voorzitter van het College van Bestuur), wat meer gelegenheid om iets over de RUG te vertellen en kritische vragen te beantwoorden. Bij elkaar genomen was het een boeiende avond.

donderdag, april 06, 2006

Valkuilen bij ontwerpen van onderwijs

In het maart-nummer van Onderzoek van Onderwijs (jaargang 35, nr. 1) staan drie artikelen over vernieuwingen in de praktijk van het hoger onderwijs die mij weer lieten nadenken over de valkuilen bij het ontwerpen van onderwijs. De volgende valkuilen kwamen bij mij naar boven:
  1. Blijf niet hangen in discussies over voor- en nadelen van nieuw leren, maar vertrek gewoon vanuit wat nu (of in de nabije toekomst) nodig is vanuit het perspectief van beroepspraktijk, wetenschap en samenleving.
  2. Puzzel niet te lang over het ideale curriculumontwerp door tot op detailniveau te analyseren en leertaken te ontwerpen, maar denk in grotere gehelen en zorg vooral voor uitdaging voor studenten en passende toetsing.
  3. Speel flexibilisering van het onderwijs en de eis van samenhang in het curriculum niet tegen elkaar uit, maar geef de verantwoordelijkheid voor het handhaven van de samenhang in het curriculum aan de student die eigen keuzes maken wil.

donderdag, maart 30, 2006

Heimwee naar de mens

In de afgelopen dagen heb ik het boek Heimwee naar de mens van Joke Hermsen(Arbeiderspers, 2003) uitgelezen. Het boek is onmiskenbaar een essaybundel met de daarbij behorende variatie in thema's en redeneringen, maar wel een bundel met een duidelijke lijn c.q. boodschap. Het is een oproep om volop mens te zijn in deze wereld en daarin positie in te nemen. Een mens moet zich niet klein laten maken door de dictatuur van politieke machthebbers, van de markt of van de traditie en al helemaal niet vluchten in de virtuele schijnwerkelijkheid van het internet.

Het laatste essay in de bundel gaat over die schijnwerkelijkheid. Kenmerkend voor heel de digitale cultuur is de verwarring en onbeslisbaarheid tussen virtuele schijn en werkelijkheid. Denk maar aan cyberfilms, internet games en chat rooms. Hermsen ziet een direct verband met de ervaring van leegte en zinloosheid. Internet is voor haar dan ook geen paradijs waar je naar toe kunt vluchten, maar een droomwereld die de problemen eerder herhaalt en bevestigt, dan ze uit de echte wereld helpt. Hermsen heeft daarom "soms heimwee naar de mens die niet vlucht, maar kan balanceren op het koord dat is gespannen tussen de weerbarstige werkelijkheid en de ijle droom."

De overige essays gaan over kunst en literatuur en filosofie. Vaak gaat het om vrouwen die positie innemen in de maatschappij, keuzes maken, grenzen opzoeken en een controversieel standpunt durven te uiten. Enkele citaten: "De kunst daarentegen brengt vervreemding teweeg, slaat de vaste grond onder onze voeten vandaan, zodat we in beweging komen." Van Virginia Woolf: "De wereld van het persoonlijke leven is onlosmakelijk verbonden met de wereld van het openbare leven." En van Hannah Arendt: "Als we niet op de een of andere manier handelend en vertellend in de wereld actief zijn, blijft de wereld ons vreemd en verdwijnt deze ten langen leste geheel uit het zicht."

woensdag, maart 29, 2006

Innovatium 2006

Gisteren ben ik naar het onderwijscongres Innovatium 2006 van de DU geweest. Het congres vond plaats in het Rabotheater te Hengelo en het thema was daarop aangepast: 'Onderwijsvernieuwing in de spotlights'. Op zo'n dag heb ik veel contacten met allerlei voor mij bekende en minder bekende personen. Zodoende ben ik maar naar twee sessies geweest.

De eerste sessie ging over leren met toekomstscenario's. In beleids- en strategieontwikkeling is scenariodenken de laatste jaren erg populair. Vorig jaar was er nog een themanummer over scenariostudie in het Tijdschrift voor Hoger onderwijs & Management. Het blijkt echter ook goede mogelijkheden te hebben voor het leren en reflecteren door studenten, bijvoorbeeld in een specialistische of verbredende minor. Om dat uit te zoeken is een project gestart vanuit de DU. Het is me wel duidelijk dat scenario-ontwikkeling veel tijd vergt en dat beelden/visualisaties erg belangrijk zijn.

De tweede sessie die ik bijgewoond heb, ging over nut en noodzaak van domeinprogramma's. Daarbij gaan vergelijkbare opleidingen in een sector gezamenlijk aan de slag met onderwijsinnovatie. In deze sessie waren de tweedegraads lerarenopleidingen het vertrekpunt. Belangrijke toegevoegde waarde van een domeinprogramma ligt in het netwerk en het delen van de daarbinnen aanwezige know-how en ook het voordeel van 'vreemde ogen dwingen'. Er lijken twee essentiële voorwaarden voor de effectiviteit van domeinprogramma's: 1) er moet een duidelijke noodzaak zijn voor gezamenlijk optrekken (bij de lerarenopleidingen is dat het probleem van de 'kleine vakken') en 2) er moet sprake zijn van een vorm van sturing op domeinniveau (bij de lerarenopleidingen bestaat al langer het directeurenoverleg van de educatieve faculteiten, ADEF).

donderdag, maart 23, 2006

Online samenwerkend leren

In het eerste nummer van OnderwijsInnovatie (maart 2006) staat in het middenkatern een praktisch artikel over ontwerprichtlijnen voor online samenwerkend leren. Het nuttige van dit artikel is dat de bepalende factoren voor deze onderwijswerkvorm worden geanalyseerd en dat een poging gedaan wordt om voorkomende problemen op te lossen. Bij bepalende factoren gaat het dan om de organisatie, de collaboratieve taak en de beschikbare instrumenten. De uitwerking hiervan kan helpen om een adequate leeromgeving voor studenten in te richten.

De auteurs concluderen aan het eind van hun artikel o.m. dat samenwerkend leren in ieder geval niet vanzelf gaat. Het is goed dat de auteurs oproepen om tevoren uitgebreid na te denken over ontwerp, ontwerpfactoren en implementatie van de samenwerkingsomgeving. Als men daarbij maar niet vergeet dat in elk geval twee aspecten essentieel zijn: 1) Is samenwerking vanuit studentperspectief op zich zinvol of nodig, bijvoorbeeld omdat dat in de betreffende beroepspraktijk ook zo gaat? 2) Wordt de samenwerking zélf ook beoordeeld? En weten de studenten van tevoren hoe ze daarop beoordeeld worden?

donderdag, maart 16, 2006

Flexibel opleiden

Gisteren nam ik deel aan een door de DU georganiseerde Round Table discussie over flexibel opleiden. De bijeenkomst werd ingeleid door Ad Schellekens (OU), die daarop gepromoveerd is. Terecht maakt hij bezwaar tegen de sterke voorprogrammering in veel hoger beroepsonderwijs (standaard programma, lestijden en roosters, accommodatie, groepen, onderwijsperioden e.d.). De sterke voorprogrammering wordt volgens mij veroorzaakt doordat men de twee kerntaken van het (hoger) onderwijs, namelijk stimuleren tot leren en certificeren, probeert te vermengen. Niet de resultaten worden beloond, maar de inspanning van de student.

Schellekens presenteert als alternatief een flexibel onderwijsmodel, dat meer tegemoet komt aan hedendaagse onderwijsvisies en vooral gebaseerd is op operationele flexibiliteit. Ik kan niet goed beoordelen of het model ook realistisch is, maar gaandeweg de discussie werd me wel duidelijk dat flexibilisering vanuit verschillende optieken en op vele niveaus gedefinieerd kan worden. Denk maar aan flexibele startmomenten van opleiding en onderwijseenheden, flexibele werkvormen (met het oog op verschillende leerstijlen), flexibele toetsvormen en toetsmomenten, inhoudelijke keuzevrijheid (specialisatie/differentiatie) en ook flexibiliteit in lokatie (bijvoorbeeld plaatsonafhankelijk).

Op maximale flexibiliteit zit volgens mij niemand te wachten en dat is bovendien niet haalbaar / betaalbaar. In het algemeen kan volgens mij gesteld worden: Hoe zelfstandiger de student, des te flexibeler het onderwijs. Het gaat om het vinden van een goede balans tussen vraag en aanbod. Daarbij kunnen we mogelijk veel leren van flexibiliteit in een supermarkt of bibliotheek. Wellicht kunnen we het maar beter niet meer hebben over flexibilisering, maar over concrete achterliggende beleefde problemen, en die proberen op te lossen.

woensdag, maart 15, 2006

Samenwerken in de regio

In het Tijdschrift voor Hoger onderwijs & Management (2006, nr. 1) staan enkele interessante artikelen over samenwerken in de regio. Zo blijkt dat de regio Twente zich mede dankzij de UT heeft ontwikkeld van textielagglomeratie tot moderne technologieregio. Dit gebeurde door o.m. innovatie in traditionele bedrijfstakken te stimuleren en ook door het stimuleren en faciliteren van spin-offs in andere sectoren. Zo kan Twente zich nu profileren als 'Materials Valley' en 'Hot Spot voor Zorg en Technologie'.

In een verhelderend artikel wordt ingegaan op de manier waarop het minsterie van OC&W sinds 2005 met het RAAK-programma wil bijdragen aan de innovatie in het Midden- en Kleinbedrijf. Daarbij wordt regionale netwerkvorming gestimuleerd tussen ondernemers en kennisinstellingen (m.n. hogescholen en in mindere mate universiteiten en ROC's) vanuit de gedachte dat samenwerken leidt tot nieuwe ideeën, producten en markten.

Ten slotte wordt geschetst hoe de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht in de laatste jaren zich steeds meer - en succesvol - verbonden heeft met de regio Utrecht en daarin met name de 'creatieve industrie'. In alle gevallen van succesvolle regionale samenwerking blijkt het belang van bestuurlijke keuzes van de betreffende onderwijsinstellingen.

woensdag, maart 08, 2006

NetWerkTafel LOREnet

Vandaag heb ik deelgenomen aan een NetWerkTafel over LOREnet, georganiseerd door stichting SURF i.s.m. M&I-partners. Bij LOREnet gaat het over het ontsluiten en beschikbaar stellen van onderwijsmateriaal (content). In een eerste project is de technische realiseerbaarheid getest. In een vervolgproject zou het moeten gaan om perfectionering van de gebouwde demonstrator en het gebruik van LOREnet in een groot aantal instellingen. De inhoud van dit vervolgproject was onderwerp van deze bijeenkomst met ca. 20 deskundigen uit verschillende organisaties.

Alhoewel ik geloof dat er terecht steeds meer aandacht wordt besteed aan repositories (databanken), heb ik toch steeds mijn aarzelingen gehad t.o.v. LOREnet en daar ben ik vandaag in bevestigd. Het gaat in de genoemde projecten volgens mij te veel om kwantiteit (verhoging aantal leerobjecten, stimuleren halen en brengen en hergebruik) en te weinig om kwaliteit. De hoeveelheid content hoeven we niet te vergroten; de docent heeft al genoeg aan bestaande kanalen (bibliotheken, Google, portals, informele netwerken). De kwaliteit van het onderwijsmateriaal kan echter wel beter geborgd worden, maar daar is LOREnet geen voldoende voorwaarde voor; zo bleek ook uit de pilots. Een extra kanaal zou alleen zinvol zijn, als daar voor de gebruiker relevante, kwalitatief hoogwaardige content snel en eenvoudig te vinden is. Is eigenlijk ooit onderzocht aan welke content (type, niveau, omvang e.d.) behoefte is?

Om ervoor te zorgen dat een instrument als LOREnet gebruikt wordt, moet aan de instellingskant beleid komen voor content beheer en moeten op domeinniveau communities ontstaan waarin de zin van het delen van kennis geen discussiepunt meer is. Niemand is er bij gebaat als we in het hoger onderwijs over een instrument beschikken dat niet gebruikt wordt. Ontwikkeling en implementatie dienen gelijk op te gaan. Ten slotte ben ik benieuwd wat de invloed op LOREnet is van de trend dat het in het hoger onderwijs steeds minder gaat om het aanbieden van onderwijsmateriaal en steeds meer om begeleiden van studenten bij hun eigen contentontwikkeling (sociaal constructivisme).

dinsdag, februari 28, 2006

Meelopen met een AIO

Binnen mijn afdeling is een AIO gedetacheerd vanuit de Universiteit Utrecht, Ilya Zitter. Ze doet onderzoek naar ICT-ondersteund competentiegericht onderwijs en doet zo nu en dan een beroep op de overige collega's. Erg leuk. Zo heb ik al eens een concept artikel meegelezen en hebben we met de afdeling in december 2005 een heuse 'heidag' gehad. Nu ben ik bezig geweest met het beoordelen van enkele door haar ontworpen 'design patterns' (zeg maar: ontwerpregels voor voorkomende problemen in onderwijs settings). Je duikt dan op een andere manier in de problematiek van het ontwerpen en ontwikkelen van onderwijspraktijken. Overigens zijn die heel vaak goed vergelijkbaar met gewone werkpraktijken. Werken is immers leren, en omgekeerd.

Zo heb ik weer eens nagedacht over hoe je om moet gaan met 'face-to-face samenwerkingsactiviteiten', die je zowel in het werk als in het onderwijs hebt. Ik ben tot de conclusie gekomen dat je voor bijeenkomsten beperkt moet zijn in je doelen: hooguit uitwisselen van ideeën en ervaringen en het maken van (werk)afspraken. En, dat bijeenkomsten effectiever zijn, als ze goed voorbereid zijn, door organisator en deelnemers.

maandag, februari 27, 2006

Schaalvergroting verantwoord?

De bespreking van de rapporten van de Onderwijsraad over schaalvergroting in het onderwijs is af. Het was nuttig om de case studies te bestuderen en te reflecteren op de eigen situatie bij de grootschalige Hogeschool Utrecht. Het heeft me in ieder geval weer geleerd dat een grote bestuurlijke schaal nog geen grote organisatorische schaal (de schaal waarop het onderwijs wordt uitgevoerd) hoeft te betekenen. Juist twee weken geleden reageerden de beide bewindslieden voor onderwijs op de Onderwijsraad in de Volkskrant, door vooral te zeggen dat instellingen verantwoording af moesten leggen. Dat gaf mij een mooie aanleiding om te reageren:

"Hoe overtuigd het allemaal ook mag klinken, namelijk dat het primaat ligt bij de werkvloer, het komt toch tamelijk naïef over. Er is in de afgelopen decennia enorm veel op onderwijs bezuinigd en in elk geval in het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs is men veel bedrijfsmatiger gaan werken. Uiteindelijk draait alles om instroom van studenten en rendementen, verlaging van de docent-studentratio, eerste, tweede en derde geldstroom, imago en slimme allianties. Dat draai je niet zomaar terug met een paar morele kreten. Kun je als onderwijsinstelling je maatschappelijke verantwoordelijkheid wel voldoende vervullen, als je merkt dat de afnemende financiën het belangrijkste sturingsinstrument van de overheid vormen?" Kijk voor de rest van de bespreking in het aprilnummer van DenkWijzer.

woensdag, februari 15, 2006

Werkgroep ELO-architectuur

In de afgelopen drie maanden heb ik deelgenomen aan een werkgroep 'ELO-architectuur'. Deze werkgroep maakte deel uit van een project van de Digitale Universiteit en had als doel het opstellen van een functionele services-architectuur voor het Nederlandse hoger onderwijs. Het gaat daarbij om het modelmatig beschrijven van onderwijsprocessen en de daarvoor benodigde services (diensten). Het nut van dit soort exercities is dat het je dwingt om te abstraheren en gezamenlijk te definiëren waar het in de kern om gaat. Bijvoorbeeld dat het (hoger) onderwijs hoofdzakelijk maar twee kernfuncties heeft, namelijk stimuleren van leren (op allerlei manieren: colleges, projecten, reflectie, toetsen, enz.) en certificeren. Als je een compleet beeld hebt van alle processen en services en vooral de afhankelijk en samenhang daartussen, dan stelt dat je beter in staat om te definiëren hoe je de ICT-ondersteuning moet inrichten. Dat kan veel problemen voorkomen, maar kost aan de andere kant veel tijd en moeite. Daarom moeten we volgens mij ondertussen maar gewoon gebruiken wat er aan ICT beschikbaar is.

vrijdag, februari 10, 2006

Coaching is een interventie

Deze week heb ik mij beziggehouden met het thema 'coaching'. Niet omdat ik zelf een coach zou willen, maar omdat dit het thema is van het meest recente tijdschrift Opleiding & Ontwikkeling (tijdschrift voor Human Resource Development). In het themanummer staan bijdragen van uiteenlopende aard, variërend van een typologie van coachingsbenaderingen tot praktijkvoorbeelden en van een onderzoek naar effecten tot een stappenplan voor het vinden van de juiste coach.

Coaching blijft voor mij tamelijk diffuus, hetgeen in en door het themanummer bevestigd wordt. Ik zal niet ontkennen dat coaching zinvol en soms zelfs noodzakelijk kan zijn. De voorkeur gaat wat mij betreft echter uit naar een gezonde, collegiale werksfeer waar iedereen van tijd tot tijd ongedwongen kan overleggen, 'sparren' en reflecteren met (directe) collega, leidinggevende of P-adviseur. Dat geeft ruimte om te leren en jezelf te ontwikkelen en voorkomende problemen op te lossen of op een handige manier te omzeilen. Zoiets noemen we gewoon advies of collegialiteit. Als iemand op een of andere manier in het werk of zijn ontwikkeling geblokkeerd wordt - al dan niet door het ontbreken van zo'n werksfeer, dan is een interventie nodig, bijvoorbeeld coaching (werkgericht) of een of andere vorm van therapie (persoonsgericht).

woensdag, februari 01, 2006

Verkenning schaalvergroting in het onderwijs

De aangekondigde bespreking van het boek van Joke Hermsen laat nog even op zich wachten. In de privé-situatie zijn er soms genoeg andere prioriteiten, zoals huishouden en gezin en ook het bijhouden van kranten en tijdschriften. Daarnaast ga ik me de komende twee á drie weken bezighouden met het fenomeen schaalvergroting in het onderwijs n.a.v. een tweetal recente rapporten van de Onderwijsraad. Ik ben namelijk gevraagd om daarvan een bespreking te leveren voor Denkwijzer, het studieblad van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie.

woensdag, januari 25, 2006

Studieochtend Toetsen

Op 24 januari heb ik deelgenomen aan een studieochtend over toetsen bij de Faculteit Gezondheidszorg van de HU, georganiseerd ter afsluiting van het faculteitsbrede project Toetsen en Beoordelen (ProBeTo). Ik heb twee infoshops gevolgd. De eerste ging over valide toetsen in het projectonderwijs van de opleiding Verpleegkunde. Het viel mij op dat de lijst met beoordelingscriteria (voor één van de op te leveren schriftelijke producten) behoorlijk gedetailleerd en ook nog eens redelijk uitgebreid was, terwijl het eindresultaat in tamelijk globale termen (onvoldoende, voldoende, goed, uitstekend) verwoord werd. De docenten gaven eerlijk aan met dit probleem te worstelen. Achterliggend vraagstuk is de vergelijkbaarheid van de beoordeling door verschillende docenten. Het lijkt me echter sterk dat daarvoor zo'n criterialijst nodig is. Bijkomend probleem is dat in de beoordeling met name naar vormaspecten gekeken wordt en dat de beoordeling zo een tamelijk mechanisch proces wordt, terwijl de link met de leerdoelen van de betreffende module uit beeld raakt. Volgens mij zou bij de beoordeling veel sterker de aandacht moeten uitgaan naar de competenties, de beroepsbekwaamheden, waar de module op gericht is. Straks krijgen we nog te maken met verpleegkundigen die heel goed zijn in het maken van rapportages, maar in de overige beroepsaspecten minder bekwaam zijn. Zulke handen hoef ik niet aan mijn ziekenhuisbed.

De tweede infoshop ging over beter toetsen van kennis met Testvision, één van de toetssystemen die binnen de HU in gebruik is. De mogelijkheden van het systeem werden gedemonstreerd aan de hand van illustratieve voorbeelden. Een doordachte invoering van kennistoetsen vanuit opleidingsperspectief blijkt echter nogal wat voeten in aarde te hebben. Er moet heel wat gebeuren, zeker als je ook bewegend beeld wilt toevoegen, maar dan heb je ook wat moois. Zo op het eerste gezicht lijken de verschillen met andere toetssystemen niet heel groot.

dinsdag, januari 17, 2006

Aankondiging eerste boekrecensie

Mijn eerste boekrecensie zal gaan over het boek Heimwee naar de mens van Joke Hermsen, een cadeautje van mijn collega's. In het boek staan essays over kunst en filosofie. Met kunst heb ik niet zoveel, met filosofie veel meer. Ik ben al begonnen met lezen. Dus binnenkort kun je hier zien wat ik er van opgestoken heb.

Weblog experiment voor professionele ontwikkeling

Deze weblog - aangeboden door mijn collega's - wil ik gaan gebruiken voor mijn professionele ontwikkeling. Op twee manieren: a) ervaring opdoen met weblogs en b) resultaten van mijn professionele ontwikkeling doorgeven via deze weblog. Bij dat laatste moet je denken aan een congresverslag of aan een boekrecensie. Volgens mij moet het lukken om toch minimaal eenmaal per maand een stukje aan te leveren.